Oppervlaktewater: Water uit rivieren en meren dat veel verontreinigingen bevat. Grondwater: Water dat door de grond is gezakt en op een ondoordringbare laag terechtkomt, waar het zich als een ondergronds meer verzamelt. Duinwater: Vervuild oppervlaktewater dat door de duinen is gefilterd en als schoon grondwater wordt opgepompt. Suspensie: Een troebel mengsel van water en onoplosbare stoffen. Oplossing: Een helder mengsel van water en oplosbare stoffen. Bezinken: Een scheidingsmethode waarbij onoplosbare stoffen naar de bodem zakken en het heldere water wordt afgeschenken. Filtreren: Een scheidingsmethode waarbij een filter onoplosbare stoffen tegenhoudt en het filtraat doorlaat. Residu: De onoplosbare stoffen die in het filter achterblijven na filtratie. Filtraat: Het heldere water dat door het filter heen gaat bij filtratie. Indampen: Een scheidingsmethode waarbij een opgeloste vaste stof achterblijft na het verdampen van de vloeistof. Destilleren: Een scheidingsmethode waarbij de verdampte vloeistof wordt opgevangen en afgekoeld tot vloeibaar water, het distillaat. Adsorberen: Een scheidingsmethode waarbij smaak- en geurstoffen aan een adsorptiemiddel zoals actieve kool hechten. Absorberen: Het opnemen van vloeistoffen of gassen in een materiaal. Adsorptiemiddel: Een stof die andere stoffen aan zijn oppervlak kan hechten, zoals actieve kool. Norit: Een merknaam voor actieve kool, gebruikt als adsorptiemiddel.