Vwo 4 Nectar 5.3 Deel 1

Paragraaf 5.3
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze periode (TW3)
  • Hoofdstuk 5: Erfelijkheid 
  • Hoofdstuk 6: Soorten en populaties 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze periode (TW3)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze periode (TW3)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een allel is een variant van een.......
A
basepaar
B
nucleotide
C
gen
D
chromosoom

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel
D
Geen van beiden

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een man heeft een mutatie op zijn Y-chromosoom. Kan hij deze mutatie doorgeven aan zijn zoon? En aan zijn dochter?
A
alleen zijn zoon
B
alleen zijn dochter
C
zowel zijn zoom als dochter

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een translocatie?
A
Een mutatie in de DNA-sequentie
B
Het verplaatsen van een stukje chromosoom naar een ander chromosoom
C
Een afwijking in de eiwitsynthese
D
Een duplicatie van een gen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is JUIST over crossing-over?
A
Vindt plaats tijdens mitose
B
Vindt plaats tijdens meiose 1
C
Vindt plaats tijdens meiose 2
D
Vindt plaats tijdens de interfase

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met een "trisomie"?
A
Een mutatie in een gen
B
Een afwijking in DNA-structuur
C
Een extra exemplaar van een chromosoom
D
Een verlies van chromosomen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In afbeelding 5 zijn de chromosomen afgebeeld van een man. Met een rode pijl is
een chromosoom aangegeven waarin een mutatie is opgetreden. De mutatie zit in
alle cellen van de man. Deze man krijgt een kind.

Hoe groot is de kans dat hij deze mutatie doorgeeft aan zijn kind?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Crossing-over tussen homologe chromosomen vindt plaats als de chromosomen tegenover elkaar in het midden van de cel liggen, dat is in ...
A
de metafase van meiose 1
B
de metafase van meiose 2
C
de anafase van meiose 1
D
de anafase van de meiose 2

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 5.2

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 5.3

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monohybride kruising

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stamboom

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de plaats van een gen in een bepaald chromosoom ?
A
karyotype
B
nucleotide
C
allel
D
locus

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Frank heeft voor haarkleur de allelen Bb.
Frank is....
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een cavia is heeft voor haarkleur als genotype "AA"
Deze cavia is voor deze eigenschap....
A
homozygoot dominant
B
homozygoot recessief
C
heterozygoot

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwarte vachtkleur is dominant over roodbruin. Wat is het genotype van deze koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Is niet te zeggen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwarte vachtkleur is dominant over roodbruin. Wat is het genotype van deze koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Is niet te zeggen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een monohybride kruising?
A
Twee chromosomen kruisen
B
Nakomelingen maken en kijken wat er gebeurt in de genen.
C
Overerving van één erfelijke eigenschap van ouders naar kind
D
Het tegenovergestelde van een polyhybride kruising

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij bananen vliegen is het allel voor normale vleugels (B) dominant over het allel voor vleugelstompjes (b). Een vrouwtje dat heterozygoot is voor de vleugelvorm wordt gekruist met een mannetje met vleugelstompjes. Maak het kruisingsschema.
B
b
b
b
Bb
Bb
bb
bb

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschap haarkleur. Bruin is dominant over blond. Sleep onderstaande vakken in het juiste sleepdoel.
Homozygoot Dominant
Heterozygoot
Homozygoot Recessief
Aa
AA
aa
Allelen bruin/bruin
Allelen bruin/blond
Allelen blond/blond

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk allel is dominant?
A
Witte vacht
B
Zwarte vacht
C
Niet te zeggen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Co-dominant betekent
A
Dat 1 van de 2 genen allelen dominant is
B
Dat het fenotype intermediair is
C
Dat het genotype intermediair is
D
Dat geen van beide allelen dominant zijn

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk allel of welke allelen komen tot uiting bij een intermediair fenotype ?
A
Alleen het recessieve allel
B
Alleen het dominante allel
C
Geen enkel allel
D
Allebei de verschillende allelen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief
C
niet te zeggen

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stamboom: overerving voor neusvorm bij mensen. 
Welke neusvorm wordt bepaald door het dominante gen?

1
A
rechte neus
B
wipneus
C
niet te zeggen

Slide 45 - Quizvraag

Net als bij vraag 6: het fenotype dat verschilt van de beide ouders is dat wat bij het recessieve allel hoort, dus wipneus is recessief, en rechte neus is dominant. Beide ouders moeten wel heterozygoot zijn, omdat ze anders geen kinderen met wipneus (recessief) kunnen krijgen.

Stamboom: overerving voor neusvorm bij mensen. 
Wat is het genotype van persoon 1? 

1
A
EE
B
Ee
C
ee
D
niet met te zeggen

Slide 46 - Quizvraag

Net als bij vraag 6: het fenotype dat verschilt van de beide ouders is dat wat bij het recessieve allel hoort, dus wipneus is recessief, en rechte neus is dominant. Beide ouders moeten wel heterozygoot zijn, omdat ze anders geen kinderen met wipneus (recessief) kunnen krijgen.
Stamboom: eigenschap vachtkleur bij een lamasoort. De lama’s hebben een zwarte of een witte vacht.
Welke vachtkleur is dominant?



A
Wit
B
Zwart
C
Grijs
D
Niet te zeggen

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen. Het allel voor bruine ogen (B) is dominant over het allel voor blauwe ogen (b). Welk(e) genotype(n) kan de vader gehad hebben?
A
alleen BB
B
Alleen Bb
C
Bb of BB
D
Bb of bb

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 5.3

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • Lezen 5.4 (5 min!)
  • Maken 5.3: opdracht 25-28, 31, 33-36
Aan het werk

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies