Lesson Up Literatuur Les 6: Schrijven voor geld en De Verlichting

Les 6 Literatuur

Schrijven voor geld
&
De Verlichting
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les 6 Literatuur

Schrijven voor geld
&
De Verlichting

Slide 1 - Tekstslide

Schrijven voor geld
  • Broodschrijver = een auteur die voor geld schreef en van zijn werk probeerde te leven. Beroep dat een enorme bloei kende in de 18e eeuw. Zowel brave burgers met geen talent als zeer talentvolle schrijvers werkten als broodschrijver.

  • Er werd met minachting naar deze broodschrijvers gekeken want deze auteurs maakte het niet uit wat ze schreven. Veel broodschrijvers lieten hun principes los omdat ze geld verdienen belangrijker vonden dan vasthouden aan hun principes.

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven voor geld

  • Er waren veel schrijvers nodig want in de 18e eeuw werden enorm veel boeken gedrukt, talloze essays geschreven en verschillende tijdschriften uitgegeven. 
  • Beroemde broodschrijvers: Betje (Elisabeth) Wolff, Gerrit Paape en Justus van Effen.
  • Het leven van een broodschrijver was hard. Je moest heel veel produceren in een korte tijd. Je had geen bescherming, je werk kon zo illegaal worden nagedrukt met een andere naam eronder. Veel schrijven, veel zitten = ongezond. 
  • Hun ellendige positie werd hun kracht: het maakte rebellen van de broodschrijvers en daardoor gingen ze steeds meer in tegen gangbare politieke en religieuze opinies. 

Slide 3 - Tekstslide

De Verlichting
  • Doel: angst en bijgeloof laten verdwijnen en de mens op zichzelf te laten vertrouwen, op zijn verstand, hart en intuïtie.
  • Belangrijke pijler: niet God maar de mens zelf was verantwoordelijk voor zijn geluk of ongeluk.
  • Startpunt in Nederland: de werken van de filosoof Baruch Spinoza. (Benedictus de Spinoza)

Slide 4 - Tekstslide

Spinoza (1632 - 1677)
  • Voorloper van de Europese Verlichting van de 18e eeuw.
  • Geboren in Amsterdam, overleden in den Haag. (Musea)
  • De natuur houdt zichzelf in beweging en niet God.
  • Geesten, demonen, de duivel en wonderen bestaan niet.
  • Het scheppingsverhaal is een fabeltje.
  • Geestelijken zijn overbodig.
  • Voorstander van vrijheid van meningsuiting en tolerantie.
  • Voorstander voor scheiding van kerk en staat.
  • Uitgangspunten overgenomen door filosofen als Diderot en Rousseau.
  • Kant: "Sapere aude" = Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen. (Durf te denken.)

Slide 5 - Tekstslide

Baruch Spinoza
Quote

Slide 6 - Tekstslide

'Gematigde Verlichting'
  • De meeste Nederlanders bleven in God geloven en wensten geen maatschappij zonder de beschavende invloed van religie. Daarom spreken we in Nederland van een 'christelijke' of 'gematigde' Verlichting. God werd beschouwd als de intelligente ontwerper van het heelal. Zo botsten wetenschap en religie 'niet'.

  • Op politiek gebied werden mensen wel radicaler. Vanaf 1870 meer roep om vrijheid, gelijkheid en broederschap. (Franse   Revolutie idealen 1789-1799) Voorbeelden: de Brabantse Omwenteling van 1789 en de oprichting van de Bataafse Republiek   in de noordelijke Nederlanden in 1795.  ( Tot 1806, toen werd Nederland een koninkrijk, onder een Franse koning, Lodewijk, broer van Napoleon.)

  • De revoluties hadden niet kunnen plaatsvinden zonder de vele manieren van nieuws verspreiden zoals men die in de 18e   eeuw had: encyclopedieën, tijdschriften, kranten, pamfletten, en literatuur.



Slide 7 - Tekstslide

Hollandse Spectator
  • Spectatoriale tijdschriften waren een in de achttiende eeuw populair soort periodieken waarin maatschappelijke, godsdienstige en letterkundige zaken worden behandeld, hoofdzakelijk in essayvorm.
  • Frequent verschijnende koffiehuisgeschriften voor een doorsneepubliek met brede culturele belangstelling.
  • De spectator, letterlijk "toeschouwer", is het masker waarachter zich de auteur verschuilt. Vaak is de auteur anoniem.
  • Het bekendste Nederlandse voorbeeld is De Hollandsche Spectator van Justus van Effen, gestart in 1731. Schreef over uiteenlopende onderwerpen: mode, opvoeding, weelde, het studentenleven, literatuur, taalkunde en godsdienst.

Slide 8 - Tekstslide

Verspreidingskanalen in de 18e eeuw
  • encyclopedieën
  • tijdschriften: spectatoriaal, satirisch, politiek
  • genootschappen
  • literatuur: (brief)romans, sentimentele romans
  • kinderliteratuur 
  • prozatoneel
  • koffiehuizen


Slide 9 - Tekstslide

Genootschappen

De achttiende eeuw was de eeuw van de genootschappen. Er waren honderden leesgezelschappen, minstens zestig letterkundige genootschappen, tientallen toneelgenootschappen, medische, natuurkundige en wetenschappelijke genootschappen en talloze vrijmetselaarsloges. 

Allemaal zetten ze zich in voor de samenleving. Dat die samenleving verre van volmaakt was, wakkerde het enthousiasme alleen maar aan.


Slide 10 - Tekstslide

Koffiehuizen
  • Een van de manieren om op de hoogte te blijven van het nieuws was een bezoek aan een koffiehuis. Dit relatief nieuwe verschijnsel werd in de achttiende eeuw hét symbool van het moderne, verlichte stadsleven. 
  • Het koffiehuis was in de 17e en 18e eeuw dé ontmoetingsplaats voor intellectuelen, schrijvers, dichters, maar ook voor het gewone volk. 
  • Hoewel er koffie werd geschonken, was vooral 'de ontdekking van het bijeenzijn' de grote succesfactor. 
  • In veel Europese landen bestond een koffiehuis-cultuur.
  • Al snel dook koffie en het koffiehuis op in achttiende-eeuwse literatuur. (En ook daarna, denk aan de  koffiehandelaar uit Max Havelaar uit 1859.)

Slide 11 - Tekstslide

Kinderliteratuur
  • In de achttiende eeuw erkenden volwassenen steeds meer de eigen aard van kinderen. Tegelijkertijd waren ze van mening dat kinderen zo snel mogelijk volwassen moesten worden en nuttig voor de maatschappij moesten zijn. 

  • Kinderboeken vormden een belangrijk medium om dit opvoedingsdoel te verwezenlijken en de roep om leesmateriaal dat aansloot bij dit verlichte kindbeeld zorgde in de tweede helft van deze eeuw voor een snelle toename in de kinderboekenproductie. 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is waar?
A
Broodschrijvers konden goed leven van hun werk
B
Broodschrijvers leden een hard bestaan
C
Broodschrijvers waren financieel onafhankelijk
D
Broodschrijvers werden goed beschermd

Slide 13 - Quizvraag

Uit welke talen vertaalden broodschrijvers werken?
A
Frans, Engels en Duits
B
Frans, Engels en Spaans
C
Frans, Spaans en Duits
D
Engels, Spaans en Duits

Slide 14 - Quizvraag

Wie van onderstaande was geen broodschrijver?
A
Justus van Effen
B
Elisabeth Wolff
C
Hans de Leeuw
D
Gerrit Paape

Slide 15 - Quizvraag


Het zware leven van broodschrijvers leidde ertoe dat ze:
A
Ingingen tegen de heersende adel in de grote steden
B
Ingingen tegen de gangbare politieke en religieuze situatie
C
Opriepen tot lijfelijk verzet tegen de politieke heersers in de grote steden
D
Opriepen tot een revolutie tegen de kerk

Slide 16 - Quizvraag

De Verlichting had als doel meer "licht in de duisternis te brengen". Wat werd daarmee bedoeld?
A
meer kennis hebben leidt tot meer geluk
B
meer mogelijkheden voor de arbeidersklasse
C
meer ontplooiing van en voor vrouwen
D
religie toegankelijker maken voor alle mensen

Slide 17 - Quizvraag

De Bataafse Republiek was een staatsvorm in de Lage Landen
A
van 1790 tot 1800
B
van 1795 tot 1825
C
van 1790 tot 1806
D
van 1795 tot 1806

Slide 18 - Quizvraag

Spinoza stond aan de wieg van de:
A
Verlichting
B
Renaissance
C
De Brabantse Omwenteling
D
De Bataafse Republiek

Slide 19 - Quizvraag

Spinoza werd geboren in
A
Den Haag
B
Rotterdam
C
Amsterdam
D
Utrecht

Slide 20 - Quizvraag

Spinoza was geen voorstander van:
A
scheiding van kerk en staat
B
vrijheid van meningsuiting
C
vrijheid van denken
D
het idee dat God een menselijke gedaante zou hebben

Slide 21 - Quizvraag

Wat was volgens Spinoza NIET waar?
A
Dat de natuur zichzelf in beweging houdt
B
Dat God verantwoordelijk is voor de natuur
C
Dat geesten en wonderen niet bestaan
D
Dat de scheiding van kerk en staat een slecht idee is

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een spectatoriaal tijdschrift?
A
Een periodiek over van alles en nog wat
B
Een beschouwend tijdschrift geschreven voor een kleine groep mensen
C
een tijdschrift dat maar twee keer per jaar uitkwam
D
een tijdschrift met rebelse ideeën

Slide 23 - Quizvraag

Waarom waren koffiehuizen zo populair in de 18e eeuw?
A
Daar hoorde je het laatste nieuws
B
Alleen daar kon je koffie drinken
C
Alleen daar werden de spectatoriale tijdschriften te koop aangeboden
D
Alleen daar mochten broodschrijvers hun werken verkopen

Slide 24 - Quizvraag