Hoofdstuk 2 Jongeren

Welkom
Stoomcursus 
Met als doel: 
Voldoende halen 
Compensatiepunt behalen 
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Stoomcursus 
Met als doel: 
Voldoende halen 
Compensatiepunt behalen 

Slide 1 - Tekstslide

Verwachtingen
Wat verwachten jullie van mij?
Wat verwachten jullie van het examen?
Wat verwacht ik van jullie?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel deze les
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op waarom mensen vaak bij een groep horen, en op welke manieren jongerenculturen ontstonden.

Slide 3 - Tekstslide

Thema Jongeren

Slide 4 - Tekstslide

Thema Jongeren
2.1: Hoe word je wie je bent?
2.2: Een leven lang leren
2.3: Wat is normaal?
2.4: Bij welke groep hoor je?

Slide 5 - Tekstslide

2.1: Hoe word je wie je bent?
  • Begrippen: cultuur en socialisatie 
  • Je kan uitleggen welke eigenschappen aangeboren zijn en welke aangeleerd

Slide 6 - Tekstslide


Wat is cultuur?


Slide 7 - Open vraag

Dominante cultuur 
"De dominante cultuur is de overheersende cultuur van een land".

Slide 8 - Tekstslide

4.1: Veel culturen in één land
Subcultuur = de cultuur van een kleine groep mensen in een land
  • etnische subculturen
  • religieuze subculturen
  • (regionale subculturen, jongerenculturen)


Slide 9 - Tekstslide

Socialisatie
''Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen''. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aangeboren of aangeleerd


Nature
: aangeboren
Nurture: aangeleerd

Slide 12 - Tekstslide

Socialisatie: hoe wordt je wie je bent?
Aangeboren eigenschappen
Socialisatie
Sociale controle
Internalisatie
Wat je erft; DNA
Je omgeving let op hoe jij je gedraagt
Wat je leert
waarden
normen
gewoontes
door 
aanwijzingen
imitatie
ervaringen
Automatiseren van gedrag

Je denkt er niet meer over na

Het gedrag is normaal, het vormt deel van je identiteit

Slide 13 - Sleepvraag

2.2 Een leven lang leren
  • Weet je op wat voor manieren mensen leren
  • Kun je uitleggen wat rolpatronen zijn

Slide 14 - Tekstslide

Hoe leren we? 
1. Informatie en aanwijzingen
2. Imitatie
3. Ervaringen
4. Experimenteren 

Slide 15 - Tekstslide

Goed of fout gedrag?
Gedrag wordt voortdurdend door onze omgeving gezien en gecontroleerd

  • Dat heet: sociale controle, en betekent mensen in jouw omgeving letten op hoe je je gedraagt

  • Jouw omgeving laat zien of het jouw gedrag accepteert of niet, met sancties

Slide 16 - Tekstslide





Sanctie

Slide 17 - Tekstslide





Sanctie

Slide 18 - Tekstslide

Sociale controle

Slide 19 - Tekstslide




Internalisatie



Aangeleerde normen en waarden zijn 
vanzelfsprekend geworden

Slide 20 - Tekstslide

Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
gaat het vooral om het afleren van aangeboren eigenschappen.

Slide 21 - Quizvraag

Een ander woord voor beloning en straf is …

Welk woord is weggelaten?
A
aangeleerd
B
eigenschap
C
sanctie
D
imitatie

Slide 22 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Boodschappen doen voor je buren is een positieve sanctie.
2. Sancties hebben te maken met sociale controle.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 23 - Quizvraag

Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:
A
een sanctie.
B
sociale controle.
C
imitatie
D
internalisatie

Slide 24 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren.
2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral door ervaringen nieuwe dingen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 25 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als internalisatie heeft plaatsgevonden, is de socialisatie gelukt.
2. Als normen en waarden geïnternaliseerd zijn, ben je volwassen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 26 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren.
2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral door ervaringen nieuwe dingen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 27 - Quizvraag

Je identiteit is een combinatie van je ervaringen en je ...

Welk woord is of welke woorden zijn weggelaten?
A
aangeboren eigenschappen.
B
sociale controle.
C
aangeleerde eigenschappen.
D
kennis

Slide 28 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Met identiteit bedoelen we dat de internalisatie is afgerond.
2. Iemand zegt: “Ik ben gelovig.” Hij spreekt dan over zijn internalisatie.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 29 - Quizvraag

Rolpatronen
Gedrag dat we van elkaar in bepaalde situaties verwachten
Gedrag dat past bij je rol 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

2.3: Wat is normaal?
Na vandaag kun je 
uitleggen wat groepsnormen zijn
uitleggen wat een generatieconflict is 

Slide 32 - Tekstslide

Na deze les ken je/kun je
Begrippen: tolerantie, asociaal gedrag, groepsdruk, generatieconflict.

Je weet dat de waarden en normen van een tijd steeds veranderen. Wat vroeger normaal is, is dat misschien nu niet meer.
Je kunt voorbeelden bedenken bij de begrippen.

Slide 33 - Tekstslide

Normen (regels)
Regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen.
 

Normen
Normen horen altijd bij een waarde!

Slide 34 - Tekstslide

Normen en waarden verschillen
  • Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

  • Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.

Slide 35 - Tekstslide

Tolerantie
Mensen verschillen van elkaar en hebben verschillende waarden en normen. Het accepteren van elkaar heeft te maken met tolerantie.

Tolerantie

Het accepteren dat sommige mensen
andere waarden en normen hebben dan jijzelf.

Slide 36 - Tekstslide

Puberteit
Eigen keuzes maken
Experimenteren
Grenzen ontdekken

Slide 37 - Tekstslide

Groepsnormen
  • Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.

  • Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.

  • Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"

Slide 38 - Tekstslide

Groepsnormen
Mensen (jongeren) willen graag bij een groep horen
-> bijv dezelfde kleding of muzieksmaak

Groepsdruk

Slide 39 - Tekstslide

Generatieconflict
Meningsverschil veroorzaakt door verschil in leeftijd

Voorbeeld: discussie over zakgeld/kleedgeld, alcohol, hoelaat thuiskomen, kledingstijlen

Slide 40 - Tekstslide

Verschillen met je ouders
  • Generatieconflict: een meningsverschil dat veroorzaakt wordt door een verschil in leeftijd.

  • Dat wat wij normaal vinden en wat vroeger normaal gevonden wordt, verandert ook steeds. Tijd opa en oma is anders dan dat waarin wij nu leven.

Slide 41 - Tekstslide

2.4: Bij welke groep hoor je?

Slide 42 - Tekstslide

Identificatie

Omgaan met anderen heeft te maken met identificatie, je hebt een 'klik' met iemand.

Identificatie

Groeps-
identificatie

Je herkent bepaalde kenmerken van jezelf bij de ander.

Je voelt je verbonden met een groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt.

Slide 43 - Tekstslide

Groepsgevoel
Hoe ontstaat groepsgevoel?
1. Door hetzelfde geloof
2. Door gedeelde belangen of problemen
3. Door smaak of interesses
4. De plaats waar je woont of afkomst. 

Slide 44 - Tekstslide

Ontstaan van jongerenculturen
Welvaart steeg -> meer vrije tijd 
= meer tijd voor hobby's
-> meer eigen keuzes, bijvoorbeeld wat je wilde worden

Slide 45 - Tekstslide

Sociale cohesie
Het "wij gevoel"
Het gevoel van bij elkaar horen

Slide 46 - Tekstslide

De samenleving verandert

Jongerenculturen zijn ontstaan rond 1960 Vanaf die tijd:
  • steeg de welvaart: de gemiddelde hoogte van de inkomens.
  • kregen jongeren meer vrije tijd.
  • gingen jongeren zich afzetten tegen de normen en waarden van hun ouders.
  • nam de invloed van de kerk af.

Jongerencultuur

Een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten.

Slide 47 - Tekstslide

De samenleving verandert

De samenleving verandert en dat heeft ook gevolgen, sinds de jaren 60 ontstond een maatschappij waarin individualisme meer plaats kreeg.


Persoonlijke vrijheid en ontwikkeling werden belangrijker: individualisering.
Meer vrijheid om eigen opleiding en beroep te kiezen.
Meer vrijheid betekent ook: keuzestress


Slide 48 - Tekstslide

‘Wij’ tegenover ‘zij’

In een individualistische samenleving zijn de banden tussen mensen losser.
Wij-gevoel

Zij-gevoel

Wanneer een groep zich sterk met elkaar verbonden voelt (de sociale cohesie is dan sterk).

Groep die als ‘tegenstanders’ van de ‘wij-groep’ wordt gezien.

Slide 49 - Tekstslide

‘Wij’ tegenover ‘zij’

Voorbeelden:
  • Voetbalsupporters van verschillende clubs.
  • Werknemers van concurrerende bedrijven.
  • Leerlingen van verschillende scholen.

Polarisatie

Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat de tegenstellingen de nadruk krijgen.

Slide 50 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld van sociale cohesie?
A
Voetbalsupporters van verschillende club
B
WK wedstrijd van Nederland
C
wij tegen over zij
D
Wanneer een groep zich sterk met elkaar verbonden voelt

Slide 51 - Quizvraag

Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat de tegenstellingen de nadruk krijgen is?
A
Jongeren cultuur
B
Internalisatie
C
Groepsidentificatie
D
Polarisatie

Slide 52 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken:
2.1: 1,2,7,8,10,11
2.2: 1,2,6,7
2.3: 2,3,4,5,6
2.4:1 tm 6,8, 10B
Samenvatting/ begrippen
Maandag 26 feb
Voorbereiden: Politiek par 1 tm 4

Slide 53 - Tekstslide