In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Enkelvoudige opslagmethode
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Na vandaag kan ik de enkelvoudige opslagmethode toepassen .
Door middel van opgaven maken.
Slide 2 - Tekstslide
4.3 Kostprijs berekenen met de enkelvoudige opslagmethode
Slide 3 - Tekstslide
Directe en indirecte kosten
Slide 4 - Tekstslide
wat zijn Directe kosten van een product?
Slide 5 - Woordweb
DIRECTE KOSTEN
De directe kosten kun je berekenen per product en bestaan uit:
Arbeidskosten (salaris van personeel)
Inkoopwaarde van de grondstoffen
Productie kosten
Slide 6 - Tekstslide
wat zijn indirecte kosten van een product?
Slide 7 - Woordweb
INDIRECTE KOSTEN
De indirecte kosten kun je niet per product berekenen en bestaan uit:
Huur
Telefoon kosten Kosten voor gas/water/licht
Slide 8 - Tekstslide
Enkelvoudige opslagmethode
Directe kosten indirecte kosten
Stuur, zadel, twee werknemers
Die de fiets maken
Energie, huurkosten, werknemers die meerdere producten maken
Slide 9 - Tekstslide
Enkelvoudige opslagmethode
De directe kosten worden verhoogd met een opslag voor de indirecte kosten:
totale indirecte kosten
------------------------- x 100% = opslagpercentage
totale directe kosten
Slide 10 - Tekstslide
bereken het opslagpercentage:
de indirecte kosten zijn € 25.000
de directe kosten zijn € 75.000
Gebruik de formule:
indirecte kosten x 100 =
directe kosten
Slide 11 - Tekstslide
4.3 Kostprijs berekenen met de enkelvoudige opslagmethode
Kostprijs = de kosten die het maken van het artikel met zich meebrengt.
Directe kosten = deze hebben rechtstreeks met de artikelen te maken. Zoals grondstoffen, de kosten van de machine en de loonkosten.
Indirecte kosten = Deze hebben te maken met het hele bedrijf en dus niet met bepaalde artikelen. Zoals verwarmingskosten, salarissen van administratieve personeel en hulpstoffen zoals gas, elektriciteit.
--> Al deze kosten neemt een fabriek mee in het bepalen van de kostprijs. Dit kun je doen met de enkelvoudige opslagmethode.