In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hello
&
welcome
Slide 1 - Tekstslide
Today
- Question of the day
- Check in
- Work on your survival guide
- Grammar fitness
Slide 2 - Tekstslide
Who is your favorite teacher?
Slide 3 - Woordweb
Check in: How many chapters have you finished so far?
Slide 4 - Open vraag
Check in: What can I help you with today?
Slide 5 - Open vraag
Work on your survival guide
- Use your taskbook to see what needs to be in your guide
- Use your book (Stepping Stones) for words and/or sentences
- Use mijnwoordenboek.nl
DON'T USE Google translate for full sentences
DON'T copy text from a website word for word
Slide 6 - Tekstslide
Grammar fitness
Grammar
ordinals
present simple
questions
negations
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Eerste
Tweede
Vierde
Elfde
Zestiende
Twintigste
Twentieth
First
Second
Eleventh
Sixteenth
Fourth
Slide 9 - Sleepvraag
Slide 10 - Tekstslide
Present simple
Werkwoord blijft hetzelfde
He / She / It = ww + s
I read a book
She reads a book
We read a book
Slide 11 - Tekstslide
To be / To have
To be
To Have
I am
You are
He / She / It is
We are
They are
I have
You have
He / She / It has
We have
They have
Slide 12 - Tekstslide
hele werkwoord
werkwoord + s
My sister ... (to work) 5 days a week
I ... (to like) to watch Netflix
My mother and I ... (to swim) every week
The puppy ... (to play) with a stick
Slide 13 - Sleepvraag
Questions
Werkwoorden zoals: "to be", "can", "may" & "will" komen aan het begin van de zin.
Can, may & will => auxiliary verbs.
Are you a student?
Can you tell me what your name is?
May I sit here, please?
Will you come with me to the store?
Slide 14 - Tekstslide
2
Er komt een extra werkwoord (verb) bij, namelijk: Do / Does
Do / does => komt aan het begin van de zin.
Het hoofdwerkwoord (the main verb) veranderd naar het hele werkwoord (infinitive)
He reads a lot of books. --> Does he read a lot of books?
Slide 15 - Tekstslide
3
Bij het maken van een vraag met "to have", voeg je ook "Do / does" toe.
We have to go. --> Do we have to go?
Let op! Bij he / she / it zet je het werkwoord in de infinitief (basis vorm)
She haslong hair. --> Does she have long hair?
Slide 16 - Tekstslide
4
Soms is het gezegde van een zin: "have got" (hebben)
Have => gaat naar het begin van de zin.
Got => blijft op dezelfde plek.
You have got a nice car. --> Have you got a nice car?
Slide 17 - Tekstslide
Negations
Negations = ontkenningen.
There are 2 ways to make a sentence: negative.
(in the present simple)
Slide 18 - Tekstslide
1
Wanneer er in een zin werkwoorden zoals: "to be", "can", "may" & "will" staan, voeg je "Not" of de afkorting (contraction) "n't" toe.
She is sick today. --> She is not sick today / She isn't sick today.
I can play football. --> I can not play football / I can't play football.
He will sleep soon. --> He will not sleep soon / He won't sleep soon.
Slide 19 - Tekstslide
2
Wanneer er in zin geen werkwoorden zoals: "to be" of auxiliary verbs staan => voeg je do not / does not toe. Of de contractions (afkortingen): don't / doesn't. Dit plaatsen we na the subject (het onderwerp).
"I like English." --> I do not like English / I don't like English.
"We know each other." --> We do not know each other / We don't know each other.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.