V4 Modalverben

Ziel: Du kannst Modalverben im Präsens und Präteritum verwenden.
1. Wiederholung der Regeln
2. Aufgabe o.t.t. (Präsens)
3. Aufgabe o.v.t .(Präteritum)
4. Aufgabe Präsens und Präteritum.
5. Aufgabe selber 10 Sätze mit Modalverben schreiben.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ziel: Du kannst Modalverben im Präsens und Präteritum verwenden.
1. Wiederholung der Regeln
2. Aufgabe o.t.t. (Präsens)
3. Aufgabe o.v.t .(Präteritum)
4. Aufgabe Präsens und Präteritum.
5. Aufgabe selber 10 Sätze mit Modalverben schreiben.

Slide 1 - Tekstslide

1. In de verleden tijd krijgen de modale werkwoorden vaak een Umlaut.

Slide 2 - Open vraag

2. In de tegenwoordige tijd krijgen de ich en er/sie/es/man-vorm dezelfde uitgang.

Slide 3 - Open vraag

3. Het werkwoord sollen gebruik je om een noodzaak aan te geven.

Slide 4 - Open vraag

4. Het werkwoord sollen is in de o.t.t een uitzondering op de regel.

Slide 5 - Open vraag

5. In de verleden tijd krijg je altijd een t bij de uitgang.

Slide 6 - Open vraag

6. In de verleden tijd krijgt de ich-vorm niet dezelfde uitgang als de er/sie/es/man-vorm.

Slide 7 - Open vraag

7. De vertaling voor iets mogen, bijvoorbeeld van je ouders is 'mögen'.

Slide 8 - Open vraag

8. Het modale werkwoord 'mögen' heeft 2 betekenissen.

Slide 9 - Open vraag

Selber entscheiden!
Du sollst jetzt selber entscheiden welche Aufgabe du machst.
Aufgabe 1 Präsens
Aufgabe 2 Präteritum
Aufgabe 3 Präsens und Präteritum durcheinander
Aufgabe 4 Selber Sätze mit Modalverben ausdenken (Präsens und Präteritum.

Slide 10 - Tekstslide

Was habe ich heute gelernt?
1. Sätze an die Tafel schreiben
2. Wörter aufschreiben
3. Grammatikregeln

Slide 11 - Tekstslide