4.3 Staat & kerk

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De Late Middeleeuwen
Paragraaf 4.3 Staat & kerk

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leervragen
  1. Ik kan uitleggen waarom de steden zelfstandiger werden ten opzichte van de adel.
  2. Ik kan beschrijven hoe de samenstelling van de stedelijke burgerij eruit zag.
  3. Ik kan het ontstaan van staten beschrijven.
  4. Ik kan uitleggen waarom de christelijke kerk veel macht had.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Het stadsbestuur
  • De stad was voor veel mensen een aantrekkelijke woonplaats.
  • Inwoners van een stad met bepaalde rechten waren burgers

  • Mannen konden burger worden als zij:
  • een jaar en een dag in de stad woonden,
  • een beroep hadden en
  • een geldbedrag betaalden. 




Slide 6 - Tekstslide

Wie bestuurde de stad?
  • De macht in steden was meestal in handen van rijke en aanzienlijke families. (Adel)
  • Uit deze families kwamen de bestuurders.
  •  Dschepenen
  • Zij spraken recht
  • Zij waren stadsbestuurders 
  • Dit deden ze samen met  de schout
  • Zij waren verantwoordelijk voor het pakken & bestraffen van criminelen



Slide 7 - Tekstslide

De eerste stand bestond uit de geestelijkheid. De taak die zij van God hadden gekregen was bidden voor het volk!
Tot de geestelijkheid behoren monikken, bischoppen, priesters, nonnen en natuurlijk de paus.
De tweede stand was de adel. Dit waren rijke mensen met hun eigen land (vaak in leen gekregen van de koning). Zij konden met hun geld een goede wapenuitrusting kopen. Als sterke ridders moesten zij de koning helpen en de mensen op hun land bescheremen. 
De derde stand waren de boeren (en burgers). Binnen deze stand waren sommigen rijk, maar de meeste waren erg arm. Ze waren geboren in de derde stand en dat was omdat god het zo wilde. Ze moesten hard werken, hadden veel plichten en weinig rechten.

Slide 8 - Tekstslide

De standensamenleving
  • Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:

  1. Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
  2. Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
  3. Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)

  • Er kwam een derde groep bij met de groei van de steden, de burgers. De burgers kwamen in de derde stand terecht, maar hadden meer aanzien dan de boeren 

Slide 9 - Tekstslide

Bestuur van de vorst
  • Minder advies van Leenmannen (af van het leenstelsel)
  • Ambtenaren in dienst (hoogopgeleide burgers)
  • Belasting uitgeven voor eigen leger

Slide 10 - Tekstslide

Centralisatie

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Aantekeningen

Slide 13 - Tekstslide

De machtige Kerk
  • Volgens de mensen in de middeleeuwen zorgden de geestelijken of je na de dood naar de hemel ging.

Slide 14 - Tekstslide

  • De kerk bepaalde het leven van de mensen

  • Gevolg: De Kerk had veel macht over de bevolking

Slide 15 - Tekstslide

  • Geestelijke waren belangrijke mensen in de samenleving. 

  • Bijv. in het bestuur
  • De Bisschop was ook landheer


Slide 16 - Tekstslide

  • De kerk bepaalde dat mensen aan liefdadigheid moesten doen
 
  • Zorg voor de zwakken
  • Zorg aan de Zieken
  • Het leven na de dood en voor elkaar was belangrijk
  • Niet voor zichzelf en het nu

Slide 17 - Tekstslide

Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
De markt
Deze geestelijken houden een processie: een tocht door de stad om hun geloof in God te laten zien. Soms werd dit gedaan om boete te doen.
De winkels waren meestal duidelijk te herkennen aan uithangborden, waarop symbolen van de ambachten stonden, zoals een vis of brood.
In principe mocht iedereen de stad binnen, zolang je maar geen (grote) wapens meenam. Messen moesten worden gemeten: was een mes te groot dan moest je hem bij de stadspoort achterlaten.
Inwoners van een stad noemen we tegenwoordig vaak burgers, maar in de Middeleeuwen werd meestal de term poorter gebruikt: iemand die binnen de poorten van een stad woont.
Een van de grootste gevaren van een middeleeuwse stad was brand. De meeste huizen waren van hout, en een klein vuurtje kon binnen enkele dagen de halve stad in as hebben gelegd. Ambachten waarbij veel vuur werd gebruikt, zoals bijvoorbeeld een smederij, bevonden zich daarom op speciale plekken in de stad.
Schapen, kippen, honden en varkens: er liepen in een stad vaak net zoveel dieren als mensen rond. 
Niet alle straten waren bestraat: na een regenbui was het een grote modderpoel, waarbij het (huis)vuil door de straten spoelde.
Riolering of een vuilnisdienst bestond nog niet. Mensen gooiden hun afval soms gewoon op straat of in de gracht. Het stonk er dus nogal, vooral ’s zomers. Die viezigheid was ook gevaarlijk. Het vuil trok ongedierte aan, zoals ratten. Hierdoor braken er ziekten uit.
Water (om te drinken en om schoon te worden) werd uit de gracht gehaald. Inderdaad: 500 meter verderop was er nog afval in gegooid...
De schandpaal was één van de straffen die je in de Middeleeuwen kon krijgen.
Er waren maar een paar gebouwen van steen in een middeleeuwse stad, zoals bijvoorbeeld de kerk of het stadhuis. Later komen er meer stenen gebouwen bij, zoals bijvoorbeeld de gildenhuizen.
timer
3:00
Huizen in deze bouwstijl noem je vakwerkhuizen: de balken in de muren zorgen voor de stevigheid van het huis. De ruimte tussen de balken worden opgevuld met takken van bijvoorbeeld wilgen. Vervolgens worden ze geplamuurd met een mengsel van stro en leem.
Het was er druk en krap: de meeste steden waren niet groter dan 5000 inwoners, maar omdat het er klein en smal was leek het veel drukker.
In een stad was van alles te vinden: eten, drinken, handel en vermaak. Het was er vies, maar mensen kwamen er graag.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

De verspreiding van de pest tussen 1347-1351
1347
midden 1348
begin 1349
eind 1349
1350
1351
kleine uitbraak van de pest

Slide 20 - Tekstslide

Wat weet je al van de Pest

Slide 21 - Woordweb


Een dodelijke ziekte...
  • De pestbacterie bestond al eeuwen in meren in China
  • De bacterie leeft in het bloed van de zwarte rat
  • Vlooien leven van het bloed van de rat en worden besmet met de pest
  • De pest zorgt ervoor dat vlooien niets binnenkrijgen, waardoor ze honger houden en op zoek naar nieuw voedsel gaan: het bloed van mensen.
  • Een besmette vlo brengt zo de pest over op mensen.
De pestbacterie, Yersinia pestis, 2000x vergroot.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video


De pest in Europa
  • In 1347 komt de pest aan in Europa: via de Krim naar Italië
  • Via de handel verspreidt de ziekte zich razendsnel door Europa
  • De viezigheid en het ongedierte in de middeleeuwse steden helpen ook mee in het ontstaan van de grote pestepidemie van 1347 tot 1351
  • Uiteindelijk sterft 1/3 tot 1/2 van de Europese bevolking, ongeveer 20 miljoen mensen.
De pest door de ogen van schilder Pieter Brueghel de Oude (1562). Voor veel mensen moet de pest zo zijn ervaren: overal dode mensen en complete steden die zijn verlaten.

Slide 24 - Tekstslide


Straf van God!
  • De oorzaken van de pest zijn pas in de 19e eeuw bekend geworden
  • Voor de mensen in de Middeleeuwen was de ziekte een straf van God
  • De mensen dachten dat God hen ging straffen, omdat ze niet goed en zondig hadden geleefd.
Flagellanten sloegen zichzelf om zo aan God te laten zien dat zij spijt hadden van hun zonden. De naam Flagellant komt van het Latijnse woord voor zweep: flagellum. Aan het eind van de leren riempjes zitten spijkers.

Slide 25 - Tekstslide

De normen van de kerk
  • Norm: Wat iets of iemand belangrijk vindt

  • Ketters: Mensen die niet dezelfde norm hadden dan de kerk. 

Slide 26 - Tekstslide

Heksen


  • Mannen en vrouwen die kwaad aanrichtte met toverij of de hulp van de duivel

Slide 27 - Tekstslide

Joden
  • Andere normen (geloof) dan de norm van de kerk. 

  • Pogroms: Uitbarsting aan geweld naar Joden toe. 

Slide 28 - Tekstslide

Begrippen uit deze les


  • Schout
  • Schepen
  • Standenmaatschappij
  • standensamenleving
  • centralisatie
  • pest

Slide 29 - Tekstslide

Aantekeningen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video