Oefentoets Spelling h1 en h2

Oefentoets
Werkwoordspelling 
H1.7 en 2.7

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Werkwoordspelling 
H1.7 en 2.7

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg
A. Straks zie je drie zinnen. 

Spel de persoonsvorm in tegenwoordige tijd in elke zin op de juiste manier. 

Slide 2 - Tekstslide

1. ....... (lopen) je ook elke dag een ommetje?

Slide 3 - Open vraag

2. Mijn zus ... (pakken) mijn iPad.

Slide 4 - Open vraag

3. Jij ... (lezen) me dat krantenbericht voor.

Slide 5 - Open vraag

Uitleg
B. Straks zie je drie zinnen. 

Kies in elke zin de juiste spelling van het werkwoord. 

Slide 6 - Tekstslide

1. Haar beste vriendin Kelly....(vinden) deze school niet leuk.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vinden

Slide 7 - Quizvraag

2. De koe ... (grazen) in de zomer in het weiland.
A
graast
B
graazt
C
graazd
D
graas

Slide 8 - Quizvraag

3. Ik ... (beven) van de kou.
A
beeft
B
beefd
C
beef
D
beev

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg
C. Straks zie je drie zinnen. 

Waar staat de komma goed?

Slide 10 - Tekstslide

1. Waar staat de komma goed?
A
Dit weekend heb ik het druk want ik heb heel, veel huiswerk.
B
Dit weekend heb ik het druk, want ik heb heel veel huiswerk.
C
Dit weekend heb ik het druk want, ik heb heel veel huiswerk.
D
Dit weekend, heb ik het druk want ik heb heel veel huiswerk.

Slide 11 - Quizvraag

2. Waar staat de komma goed?
A
Ik heb maandag een toets voor wiskunde Duits, Frans, ,en Nederlands.
B
Ik heb maandag een toets voor wiskunde, Duits, Frans en Nederlands.
C
Ik heb maandag een toets voor wiskunde Duits Frans, en Nederlands.
D
Ik heb maandag een toets voor wiskunde, Duits Frans en Nederlands.

Slide 12 - Quizvraag

3. Ik heb een oudere broer, een zus en een jongere broer.

Hier is sprake van:
A
een opsomming
B
signaalwoorden

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg
D. Straks zie je drie werkwoorden.

Schrijf de stam van ieder werkwoord op.

Slide 14 - Tekstslide

1. begraven

Slide 15 - Open vraag

2. blazen

Slide 16 - Open vraag

3. zitten

Slide 17 - Open vraag

Uitleg
E. Straks zie je drie werkwoorden.

Schrijf de ik-vorm van ieder werkwoord op.

Slide 18 - Tekstslide

1. begraven

Slide 19 - Open vraag

2. blazen

Slide 20 - Open vraag

3. zitten

Slide 21 - Open vraag

Uitleg
F. Straks zie je drie zinnen. 

Schrijf de zinnen over. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd en voeg hoofdletters en leestekens toe.

Slide 22 - Tekstslide

1. hebben
jullie ____________ een hele leuke hond

Slide 23 - Open vraag

2. springen
meestal _________ hij de zee in

Slide 24 - Open vraag

3. gaan
morgen ________ ik met hem naar het strand

Slide 25 - Open vraag

einde toets
Je moet de toets nu inleveren.

Slide 26 - Tekstslide