Hoofdstuk 1.3: Weet wat je nodig hebt!

- Jas uit
- Boek, schrift & pen op tafel


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Jas uit
- Boek, schrift & pen op tafel


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check van de vorige les 1.2 ✅
  • Welke 2 soorten ruilen zijn er?
  • Welke 2 soorten geld zijn er?
  • Wat is elektronisch betalen?
  • Wat is een saldo?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 1.3
Weet wat je nodig hebt!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel van vandaag
Na deze les weet/kan je...:
  • Wat voor behoefte je kunt hebben
  • Waardoor mensen verschillende behoeftes hebben
  • Wat het verschil is tussen goederen en diensten
  • Hoe jij je kunt voorzien in je behoefte
  • Hoe je met procenten een getal kunt uitrekenen




    Slide 5 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Leerdoel 1
    Behoeftes

    Slide 6 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Basisbehoeften
    Alles wat je nodig hebt om te kunnen leven, zoals voeding, kleding en woonruimte.


    Slide 7 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Overige behoeften
    Alles wat je leven beter of prettiger kan maken.




    Slide 8 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Goederen
    Tastbare producten, je kan ze aanraken en zien



    Slide 9 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Diensten
    Niet-tastbare producten

    Slide 10 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Leerdoel 2
    In je eigen behoefte voorzien 

    Slide 11 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Zelfvoorziening
    Iets zelf maken en/of doen waarmee je in je eigen behoeften voorziet

    Slide 12 - Tekstslide

    Voorziet --> ervoor zorgen dat het lukt of wordt gedaan 
    Leerdoel 3
    met procenten een getal kunt uitrekenen

    Slide 13 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Formule
    Te berekenen aantal of bedrag= percentage : 100 x totaal 


      Voorbeeld opdracht:
      Op een jas krijg je 35% korting De originele prijs is €89 
      Hoeveel korting krijg je in € ?

      Slide 14 - Tekstslide

      Met procenten een getal of aantal uitrekenen
      Vraag:
      Waarom moet je haakjes gebruiken in je rekenmachine. 
      Antwoord
      Op een jas krijg je 35% korting
      De originele prijs is €89
      Hoeveel korting krijg je in euro's?

      Manier 2
      35 ÷ 100 = 0,35
       0,35 × € 89 = € 31,15
      Manier 1
      35 : 100 x 89 = €31,15
      Of

      Slide 15 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Verhoudingstabel
      Op een jas krijg je 35% korting
      De originele prijs is €89
      Hoeveel korting krijg je in euro's?

      Slide 16 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Check ✅

      Slide 17 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Aan de slag 1.3
      Maak opdrachten 1 t/m 19 op blz.22
      Klinkt veel, maar zijn korte opgaves


      Vragen?
      Steek je hand op, ik kom eraan

      Slide 18 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies