Chapitre 7 vanaf E

Aujourd'hui
  1. Herhaling
  2. Verbe 'devoir'
  3. Quiz
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare school

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
  1. Herhaling
  2. Verbe 'devoir'
  3. Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet ik: 
  • Hoe ik de présent en de passé composé van het werkwoord 'devoir' in het Frans kan maken.
  • Hoe ik 'il faut' moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent 'y' in de zin "Oui, je vais y aller" ?
A
dat
B
het
C
erheen
D
daar

Slide 3 - Quizvraag

Schrijf de futur simple van 'aller'

Slide 4 - Open vraag

Devoir présent
je dois
tu dois
il/elle/on doit
nous devons
vous devez
ils/elles doivent

Slide 5 - Tekstslide

Devoir passé composé
j'ai dû
tu as dû
il/elle/on a dû
nous avons dû
vous avez dû
ils/elles ont dû

Slide 6 - Tekstslide

Il faut
Gebruik je in situaties waar je wil zeggen dat iets moet.
Je moet naar de context kijken om het juist te kunnen vertalen:
  • Il faut boire deux litres d'eau chaque jour. (hier is het 'men moet')
  • Marie, il faut faire tes devoirs. (hier is het 'je moet')

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de passé composé van devoir? (Ik heb gemoeten...)
A
J'ai dû
B
J'ai du
C
J'ai devu
D
J'ai devé

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de vertaling van wij moeten?
A
Il faut
B
Nous doivons
C
Nous devez
D
Nous devons

Slide 9 - Quizvraag

Voor de volgende les
Maak de opdrachten van D en G

Slide 10 - Tekstslide