1.2 Hoe rijk voel je je?

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling vorige les
  • Uitleg hoofdstuk 1 paragraaf 2
  • bespreken huiswerkopdrachten
  • Maken hoofdstuk 1 paragraaf 2

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling vorige les
  • Uitleg hoofdstuk 1 paragraaf 2
  • bespreken huiswerkopdrachten
  • Maken hoofdstuk 1 paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

1.2 Hoe rijk voel je je?

Slide 2 - Tekstslide



Herhaling vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 1.1
  • Welke behoeften heb je?
  • Wat betekent 'schaarste' bij economie?
  • Hoe word jij beïnvloed bij de keuzes die je maakt?
Behoeften
primair: voedsel, kleding, dak boven je hoofd
secundair: maken je leven beter of aangenamer
schaarste
er zijn productiemiddelen (tijd, geld, grondstoffen) voor opgeofferd om het te maken/verkrijgen. 
voor schaarse goederen betaal je een prijs

Slide 4 - Tekstslide

lesdoelen 1.2
  • Welvaart vs welzijn
  • Kan welvaart toenemen?
  • Wat is het brutobinnenlands product (BBP)?

Slide 5 - Tekstslide

1.2 Hoe rijk voel je je?
Is welvaart gelijk aan welzijn?
  • welvaart -> de mate waarin je met je beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
  • welzijn -> geeft aan hoe gelukkig en tevreden je met je leven bent

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

1.2 Hoe rijk voel je je?
Kan je welvaart toenemen?
Zo ja: Hoe?
Zo nee: Waarom niet?

  • Bedenk in 1 minuut je persoonlijke antwoord, schrijf deze op.
  • Overleg 2 minuten met je buurman/-vrouw en kom tot een gezamelijk antwoord.

Slide 8 - Tekstslide

1.2 Hoe rijk voel je je?
Kan je welvaart toenemen?

  • Het kopen van goederen en diensten
  • Zelfvoorziening
  • collectieve voorzieningen van de overheid

    Welvaart:
    De mate waarin je met je beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien.

    Slide 9 - Tekstslide

    1.2 Hoe rijk voel je je?
    Bruto binnenlands product (bbp)
    • De totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land
    • Neemt het bbp toe in een land, dan neemt de welvaart in een land toe

    Slide 10 - Tekstslide

    Slide 11 - Tekstslide

    (NIEUW - OUD) / OUD x 100%

    Slide 12 - Tekstslide

    1.2 Hoe rijk voel je je?
    Hoe kom je aan inkomen?

    • Inkomen uit arbeid
    • Inkomen uit bezit
    • Inkomen uit overdrachten

    Slide 13 - Tekstslide

    1.2 Hoe rijk voel je je?
    Hoe kom je aan inkomen?
    • Inkomen uit arbeid
    • Inkomen uit bezit
    • Inkomen uit overdrachten

    inkomen uit arbeid:

    bijv. salaris, vakantiegeld, loon in  natura en de winst van een ondernemer die in zijn eigen zaak werkt

    inkomen uit bezit:

    bijv. rente over je spaargeld, dividend (aandelen), huuropbrengst, winst voor de eigenaar van een bedrijf (= inkomen uit arbeid en uit bezit!!)

    inkomen uit overdrachten:

    bijv. zak- en kleedgeld, toeslagen en uitkeringen. je ontvangt geld zonder dat je er een directe prestatie voor hoeft te leveren

    Slide 14 - Tekstslide

    1.2 Hoe rijk voel je je? 
    Niet iedereen verdient evenveel

    • Inkomensverschillen

    Slide 15 - Tekstslide

    1.2 Hoe rijk voel je je? 
    Inkomensverschillen, door

    • leeftijd
    • opleiding
    • ervaring
    • prestatie
    • verantwoordelijkheid
    • zwaarte beroep
    • de vraag naar bepaald werk

    Slide 16 - Tekstslide

    • Personele inkomensverdeling (verdeling van het totale inkomen over de inwoners)
    • Ideale situatie?
    • Waarom?
    1.2 Hoe rijk voel je je? 

    Slide 17 - Tekstslide

    1.2 Hoe rijk voel je je? 
    Nationaal inkomen, optelsom van

    • alle inkomens uit arbeid en bezit (loon, rente, winst, huur, pacht)

    Slide 18 - Tekstslide

    Slide 19 - Tekstslide

    Het nationaal inkomen is 600 miljard
    Nederland heeft 17 miljoen inwoners

    Hoeveel is het inkomen per hoofd van de bevolking?

    Slide 20 - Open vraag

    opdrachten maken
    blz 14-17, vraag 19 t/m 28

    blz 29, vraag 15, 16, 19

    Slide 21 - Tekstslide