In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Thema 5
Lijnen en hoeken
Les 5.
Slide 1 - Tekstslide
Thema 5 Lijnen en hoeken
Maak alle opdrachten in je schrift
Denk aan: schrijven met pen en tekenen met potlood
Kijk na met een rode kleur pen
Soms moet je een antwoord zonder berekening invullen in LessonUp. Dit is zodat LessonUp jouw antwoord kan nakijken. In jouw schrift verwachten we wel overal een berekening. Ook als je een woord in moet vullen, schrijf je in je schrift de hele zin en in LessonUp alleen het woord.
Slide 2 - Tekstslide
Mavo of Havo?
De opgaven waar geen letter voor staat moet door en de mavo en de havo leerlingen worden gemaakt.
De opgaven met een M ervoor zijn de mavo opdrachten. (Havo-leerlingen hoeven deze niet te maken, maar het mag wel.)
De opgaven met een H ervoor zijn de havo opdrachten. (Mavo-leerlingen hoeven deze niet te maken, maar het mag wel.)
Slide 3 - Tekstslide
Wat heb je geleerd in les 1?
Je leerde
* Wat evenwijdige lijnen zijn.
* Hoe je evenwijdige lijnen tekent.
* Wat de begrippen zijden, hoekpunten en diagonaal betekenen.
De theorie van les 1 staat op de volgende slides nog een keer dan hoef je niet terug naar de vorige les om de theorie te bekijken.
Slide 4 - Tekstslide
Wat heb je geleerd in les 2?
Je leerde:
* Hoe je loodrechte lijnen tekent.
* Hoe je de afstand tussen een punt en een lijn of twee lijnen meet.
* Wat de begrippen cirkel, middelpunt en straal betekenen.
De theorie van les 2 staat op de volgende slides nog een keer dan hoef je niet terug naar de vorige les om de theorie te bekijken.
Slide 5 - Tekstslide
Theorie: Zijden, hoekpunten en diagonalen
De randen van een figuur noem
je zijden.
De hoekpunten van de figuur
noem je hoekpunten.
Bij hoekpunten worden
hoofdletters geschreven.
Een lijnstuk dat twee niet-aangrenzende hoekpunten met elkaar verbindt, heet een diagonaal.
Slide 6 - Tekstslide
Theorie:Evenwijdig, snijpunt en loodrecht
Als twee lijnen elkaar niet snijden, zelfs niet als je de
lijnen doortrekt, dan zijn ze evenwijdig.
Soms wordt in een tekening met pijlpunten
aangegeven dat lijnen evenwijdig zijn aan elkaar.
Lijnen worden aangegeven met een kleine letter.
Punten worden aangegeven met een hoofdletter.
Lijnen die elkaar wel snijden hebben een snijpunt.
Een bijzonder geval is als lijnen loodrecht op elkaar
staan, dan ontstaan er 4 even grote hoeken van 90º.
Dit wordt aangegeven met de tekentjes die te zien
zijn bij snijpunt S en T hiernaast.
Slide 7 - Tekstslide
Theorie:Hoe teken je evenwijdige lijnen?
Op een geodriehoek staan evenwijdige lijnen. Deze lijnen kun je gebruiken om evenwijdige lijnen te tekenen. Hieronder staat een stappenplan voor het tekenen van evenwijdige lijnen.
Slide 8 - Tekstslide
Theorie:Evenwijdige lijnen
Slide 9 - Tekstslide
Theorie: Hoe teken je twee lijnen loodrecht op elkaar?
Je kunt met je geodriehoek lijnen loodrecht op elkaar tekenen.
1. Teken een lijn m.
2. Leg de nullijn van je geodriehoek op de getekende lijn m.
3. Teken een lijn p langs je geodriehoek.
Slide 10 - Tekstslide
Theorie:Loodrechte lijnen
Slide 11 - Tekstslide
Theorie:Hoe meet je de afstand tussen een punt en een lijn?
De afstand van een punt tot een lijn is de lengte van
de kortste verbinding tussen dat punt en die lijn.
De afstand tussen punt P en lijn m meet je zo:
1. Leg de nullijn van je geodriehoek op lijn m en
leg de geodriehoek tegen punt P.
2. Teken een potloodlijn tussen punt P en lijn m.
3. Meet met je geodriehoek de lengte van de
potloodlijn tussen punt P en lijn m
Slide 12 - Tekstslide
Theorie:Cirkels
Alle punten met gelijke afstand tot een punt M liggen op een cirkel met middelpunt M.
De afstand van middelpunt M tot de cirkel
heet de straal van de cirkel.
Hiernaast zie je een cirkel met middelpunt M
en een straal van 2 cm.
Slide 13 - Tekstslide
Theorie:Tekenen met een passer.
Slide 14 - Tekstslide
Wat heb je geleerd in les 3?
Je leerde:
* Wat de begrippen hoek, hoekpunt en been betekenen.
* Hoeken met elkaar vergelijken
Slide 15 - Tekstslide
Theorie:Een hoek.
De wijzers van een klok maken een hoek met elkaar.
Je zet in de hoek een boogje om de hoek aan te geven.
Voorbeeld:
De wijzers van klok 2 maken de grootste hoek met elkaar.
Slide 16 - Tekstslide
Theorie:Hoeken.
Slide 17 - Tekstslide
Wat heb je geleerd in les 4?
Je leerde:
* De verschillende soorten hoeken herkennen.
Slide 18 - Tekstslide
Theorie:Verschillende hoeken
Slide 19 - Tekstslide
Theorie:Hoeken in graden
Hiernaast zie je een kompasroos.
Een kompasroos is verdeeld in 360 gelijke hoekjes.
Eén zo'n hoekje heet een graad. Je schrijft: 1º.
De hoek tussen de richting noord en oost is recht
en is gelijk aan 90º. Een rechte hoek is 90º.
Een scherpe hoek ligt tussen de 0º en 90º.
Een stompe hoek ligt tussen de 90º en 180º.
Met een kompasroos kun je de grootte van een hoek meten.
Slide 20 - Tekstslide
Theorie:Verschillende hoeken
Slide 21 - Tekstslide
Wat leer je in les 5?
Je leert:
* Hoeken meten met een kompasroos (mavo).
* Hoeken meten met een geodriehoek (havo).
Slide 22 - Tekstslide
M30. Kijk na aan het einde van de les.
Je ziet drie keer een kompasroos. In elke kompasroos is het lijnstuk naar het noorden rood gekleurd. (Klik op de afbeelding om te vergroten.)
a. Kijk naar de hoek tussen Noord en Oost. Hoeveel graden is deze hoek?
b. Bij de middelste kompasroos is de hoek tussen het noorden en het noordoosten aangegeven. Hoeveel graden is deze hoek?
c. Hoeveel graden is de getekende hoek bij de derde kompasroos?
Slide 23 - Tekstslide
M31. Kijk na aan het einde van de les.
Je ziet een hoek met de benen p en q met daarop
een kompasroos.
De richting noord ligt op het been met de letter p.
a. Welk aantal graden lees je af bij been q?
b. Hoe groot is de hoek tussen de benen p en q?
c. Is de hoek tussen de benen p en q
recht, scherp of stomp.
Slide 24 - Tekstslide
H31. Kijk na aan het einde van de les.
Op je geodriehoek staan graden aangegeven die je kunt gebruiken
om de grootte van een hoek te meten.
Hiernaast zie je een geodriehoek op hoek P liggen. (klik voor vergroten)
De langste zijde van de geodriehoek is met het 0-punt op het
hoekpunt P gelegd en de onderkant precies langs één been van de hoek.
a. Is hoek P een scherpe of een stompe hoek?
b. Hoe weet je dat het been dat langs de geodriehoek ligt naar 0º wijst?
c. Bij het andere been kun je op de geodriehoek twee getallen aflezen. Welke twee getallen zijn dat?
d. Volgens Tim is hoek P gelijk aan 124º. Wat doet Tim fout?
e. Hoeveel graden is hoek P wel?
Slide 25 - Tekstslide
Theorie:Hoeken meten (kompasroos)
Slide 26 - Tekstslide
H30. Kijk na aan het einde van de les.
a. Zijn de drie hoeken van een geodriehoek scherp, recht of stomp?
b. Leg twee geodriehoeken zo tegen elkaar dat je een vierkant krijgt. Wat weet je nu van de twee scherpe hoeken van de geodriehoek?
c. Hoeveel graden zijn de twee scherpe hoeken van je geodriehoek?
Slide 27 - Tekstslide
Theorie:Hoeken meten (geodriehoek)
Slide 28 - Tekstslide
Theorie:Hoeken meten
Slide 29 - Tekstslide
Theorie:Hoeken meten met een geodriehoek.
Slide 30 - Tekstslide
32. Kijk na aan het einde van de les.
Meet de hoeken hieronder op. Ze staan ook op het werkblad.
Schrijf het als volgt in je schrift:
∠A = ...º, ∠B = ... º en ∠C = ... º
Slide 31 - Tekstslide
M33. Lever een foto in op de volgende slide.
Koos en Ria meten een hoek. Je ziet hun kompasroos op de hoek liggen.
a. Koos zegt: 'Ik vin het lastig om mijn kompasroos goed te leggen. Mijn hoek lijkt nu wel 310º.' Welke fout maakt Koos?
b. Ria zegt: 'Het maat niet uit waar je het noorden legt. Bij mij staat bij het ene been 20º en bij het andere been 70º. Je ziet dan zo dat de hoek gelijk is aan 70º – 20º = 50º.' Klopt het wat Ria zegt?
Slide 32 - Tekstslide
M33. Lever hier een foto in van je antwoorden van a en b.
Slide 33 - Open vraag
M34. Kijk na aan het einde van de les.
Joost wil de hoeken van driehoek ABC meten.
Hij legt het middelpunt van zijn kompasroos op hoek A.
Hij kan niet aflezen hoe groot de hoek is, omdat zijde AB te kort is.
a. Maak lijnstuk AB op het werkblad langer.
b. Meet de grootte van hoek A.
c. Meet de grootte van hoek B. Maak het lijnstuk dat je nodig hebt om de grootte af te lezen langer.
d. Meet ook de grootte van hoek C.
Slide 34 - Tekstslide
H33. Lever een foto in op de volgende slide.
a. Merlijn meet hoek K hieronder op en schrijft op ∠K = 135º. Wat heeft Merlijn fout gedaan en wat is het juiste antwoord?
b. Tel het juiste antwoord op bij het antwoord (schrijf op) van Merlijn, wat valt je op?
c. Meet de grootte van n ∠L, ∠M, ∠N en ∠P, de hoeken staan ook op het werkblad.
Slide 35 - Tekstslide
H33. Lever hier een foto in van je antwoorden van deze opdracht.
Slide 36 - Open vraag
H34. Kijk na aan het einde van de les.
a. Hoe groot is ∠K1?
b. Meet ∠K2 zonder de geodriehoek te verplaatsen.
c. Hoeveel graden zijn ∠K1 en ∠K2 samen?
d. Leg uit dat de twee getallen bij zo'n streepje op de halve cirkel van een geodriehoek altijd samen 180º zijn.
Slide 37 - Tekstslide
35. Lever een foto van in op de volgende slide.
Meet alle hoeken van de driehoeken en vierhoeken, deze staan ook op het werkblad.
Denk aan de juiste notatie.
Slide 38 - Tekstslide
35. Lever hier een foto in van je antwoorden van deze opdracht.
Slide 39 - Open vraag
Nakijken M30, M31, H30, H31, 32, M34 en H34.
M30
H30
M31
Klik op de afbeelding om te vergroten
M34
H31
H34
32
Slide 40 - Tekstslide
Einde les 5
Heb je alle opgaven 30 t/m 35 hier steeds ingevuld waar dat was gevraagd en in je schrift staan?
Heb je de foto van opdracht M33 of H33 en 35 ingeleverd?
Als je dit allemaal nog niet hebt gedaan, doe dit dan als nog.