§12.1 les 1 en les 2

Welkom bij les 1 van §12.1
- Boek, schrift, pen/potlood op tafel.
- Huiswerk in de agenda zetten.
- Les §12.1 Eigenschappen doorgeven
Leerdoelen
- Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent.
- Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
- Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
- Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.
Huiswerk
§12.1 opdracht 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11
Verminderde opdrachten 1,2,4,5,6,7,10,11
Klaar? Nakijken
Daarna maak je §12.6 of je gaat naar biologiepagina.nl of je maakt een begrippenlijst van §12.1


1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij les 1 van §12.1
- Boek, schrift, pen/potlood op tafel.
- Huiswerk in de agenda zetten.
- Les §12.1 Eigenschappen doorgeven
Leerdoelen
- Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent.
- Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
- Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
- Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.
Huiswerk
§12.1 opdracht 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11
Verminderde opdrachten 1,2,4,5,6,7,10,11
Klaar? Nakijken
Daarna maak je §12.6 of je gaat naar biologiepagina.nl of je maakt een begrippenlijst van §12.1


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Hoeveel chromosomen bevat een ‘normale’ lichaaamscel?
A
46 chromosomen
B
44 chromosomen
C
33 chromosomen
D
23 chromosomen

Slide 4 - Quizvraag

Welke volgorde van 'groot naar klein' klopt?
A
DNA--> gen --> chromosoom
B
Gen --> DNA --> chromosoom
C
Chromosoom --> gen --> DNA
D
DNA --> gen --> chromosoom

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?

Slide 6 - Open vraag

Genotypen/fenotypen 
Genotype: informatie van 2 allelen voor 1 eigenschap.
Dus de info die in je DNA 'staat'.

Fenotype: de informatie (of 'kenmerken') die je aan de 'buitenkant' ziet van persoon.

Slide 7 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
-Één gen (bv voor oogkleur) bestaat uit meerdere varianten.
bv 1 allel voor bruin, 1 allel voor blauw.
- In je lichaamscel zitten 23 x 2 chromosomen (1 van elke ouder)
bv: 2 allelen voor blauw, of 1 voor bruin, 1 voor blauw, of...

- voor élke eigenschap heb je in je lichaamscellen dus 2 allelen: 1 van je moeder, 1 van je vader.
 

Slide 8 - Tekstslide

Heterozygoot en homozygoot
Homozygoot: als twee allelen voor de eigenschap gelijk aan elkaar zijn (bijvoorbeeld voor oogkleur: beiden blauw).

Heterozygoot: als de twee allelen verschillend zijn (bijvoorbeeld blauw/bruin).

Slide 9 - Tekstslide

Heterozygoot

Slide 10 - Tekstslide

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 11 - Quizvraag


A
Genotype
B
Fenotype

Slide 12 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 13 - Quizvraag

Recessief en dominant
Stel je voor, je ontvangt (voor oogkleur) een blauw allel van je moeder, en een bruine van je vader. Jij zal dan hoogstwaarschijnlijk bruine ogen hebben.
Dat bruine allel, noem je dominant: het overheerst over het blauwe. 
Het onderdrukte allel noem je recessief.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe noteer je genotypen?
Om genotypen kort en overzichtelijk op te schrijven, gebruiken we letters:
*Dominante allelen geef je aan met een hoofdletter
*Recessieve allelen geef je aan met een kleine letter. 
Tip: Kies áltijd een letter waarbij de hoofdletter niet lijkt op de kleine letter. 

Slide 16 - Tekstslide

Hoe noteer je genotypen?
Voor elke eigenschap 2 allelen (want op elk chromosoom - van moeder en van vader- ligt er één)
Daarom: een genotype 'code' bestaat uit 2 letters. 
*BB betekent homozygoot dominant

*Bb betekent heterozygoot
*bb betekent homozygoot recessief

Slide 17 - Tekstslide

Mevrouw Pierik heeft blauwe ogen. Wat kan de code van haar genotype wat betreft 'oogkleur' zijn? (Tip: gebruik niet de letter 'O' - die verschilt namelijk niet van hoofd-of kleine letter!)

Slide 18 - Open vraag

Einde les
Start met het maken van je huiswerk: §12.1 opdracht 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11
Verminderde opdrachten 1,2,4,5,6,7,10,11
Klaar? Nakijken 
Daarna maak je §12.6 of je gaat naar biologiepagina.nl of maak een samenvatting van §12.1

Slide 19 - Tekstslide

Welkom bij les 2 van §12.1
- Boek, schrift, pen/potlood op tafel.
- Huiswerk in de agenda zetten.
- Les §12.1 Eigenschappen doorgeven
Leerdoelen
- Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent.
- Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
- Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
- Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.
Huiswerk
§12.1 opdracht 12,13,14,15,16,17,19,23,24,25
Verminderde opdrachten 12,13,14,15,17,23,24,25
Klaar? Nakijken
Daarna maak je §12.6 of je gaat naar biologiepagina.nl of je maakt een samenvatting van §12.1


Slide 20 - Tekstslide

Hoe zien de nakomelingen eruit?
Je kunt aan de hand van het genotype van ouders, een voorspelling doen over het genotype van de nakomelingen.
Hiervoor gebruik je een kruisingsschema

(Kruising = twee ouders die samen nakomelingen krijgen)

Slide 21 - Tekstslide

Hoe maak ik een kruisingsschema?

Slide 22 - Tekstslide

Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Het onderzoek wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen.
Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?  
Sleep het vinkje naar het goede antwoord.

rr
Rr
RR

Slide 23 - Sleepvraag

Opdracht: kruisingsschema maken
Cavia's: eigenschap is het haar: langharig (dominant) of kortharig (recessief). Man is heterozygoot voor langharig. Vrouw is homozygoot voor kortharig.

1. Geef het genotype voor beide cavia's.
2. Geef het genotype van de nakomelingen, maak hiervoor een kruisingsschema.
3. Wat is het fenotype van de nakomelingen?
4. Hoe groot is de kans op ieder fenotype?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Bij cavia's komen genen voor die we aanduiden met R en r. De aanwezigheid van het gen R geeft vlekken op de vacht. Twee cavia's, Snuf en Snuitje, krijgen jongen. Deze jongen hebben de genotypen RR, Rr en rr.
Wat zijn de genotypen van Snuf en Snuitje?
A
RR en Rr
B
RR en rr
C
Rr en rr
D
Rr en Rr

Slide 26 - Quizvraag


Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.

Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 27 - Quizvraag

Uitleg
P                                     Aa (mannetje) en aa (vrouwtje)                           A zwart
Geslachtscellen     A of a                           a   of a                                        a bruin
F1 




aa is bruin, dat is 2/4, dus 50%
mn >
vr v
A
a
a
Aa
aa
a
Aa
aa

Slide 28 - Tekstslide

Drie of meer fenotypen
  • Intermediair fenotype:
-Beide allelen zijn 'even sterk.' 
-Als beide allelen aanwezig zijn ontstaat een tussenvorm: een intermediair fenotype 
-in het voorbeeld: Kz = zwart en Kw = wit
genotype                        fenotype
KzKz                                   zwart
KwKw                                 wit
KzKw                                  grijs

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Nog een voorbeeld met bloemkleur

Slide 31 - Tekstslide

Hoeveel procent van de bloemen
in de F1 is wit als je een rode
met een witte bloem kruist?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 32 - Quizvraag

Als je 2 roze bloemen kruist en je krijgt daar 200 nieuwe bloemen van, hoeveel roze zijn er dan ongeveer?
A
48
B
97
C
200
D
125

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Een vrouw heeft bloedgroep A en de man heeft bloedgroep B. Ze krijgen een kind met bloedgroep 0. Wat zijn de genotypen van de ouders?
A
IAi en IBi
B
IAIA en IBi
C
IAi en IBIB
D
IAIB en ii

Slide 35 - Quizvraag

Een kind heeft bloedgroep 0, terwijl zijn moeder bloedgroep A is en zijn vader bloedgroep B. Wat is de kans op een broer of zusje met bloedgroep 0 ?
A
1/2
B
1/3
C
2/3
D
1/4

Slide 36 - Quizvraag

Een kind heeft bloedgroep 0, terwijl zijn moeder bloedgroep A is en zijn vader bloedgroep B. Wat is de kans op een broer of zusje met bloedgroep 0 ?
A
1/2
B
1/3
C
2/3
D
1/4

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

Einde les
Start met het maken van je huiswerk: 
§12.1 opdracht 12,13,14,15,16,17,19,23,24,25
Verminderde opdrachten 12,13,14,15,17,23,24,25
Klaar? Nakijken
Daarna maak je §12.6 of je gaat naar biologiepagina.nl of je maakt een samenvatting van §12.1

Slide 39 - Tekstslide