Los tiempos del PASADO - Gramática C - Página 79 - Paso Adelante 4 - unidad 2

Los tiempos del pasado
Pretérito perfecto
Indefinido
Imperfecto
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Los tiempos del pasado
Pretérito perfecto
Indefinido
Imperfecto

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over de tijd "Pretérito PERFECTO?"

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

HABER
yo
he
has
él/ella/usted
ha
nosotros
hemos
vosotros
habéis
ellos/ellas/ustedes
han
+
ADO (ar)
IDO (er/ir)
Voorbeeld:
Yo ______________________ (desaynar) pan esta mañana.
Yo he desayunado pan esta mañana.               (desayunar - ar + ado)

Slide 4 - Tekstslide

Bij werkwoorden die eindigen op ar gebruik je ado
Bij werkwoorden die eindigen op er /ir gebruik je ido

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord van de perfecto?
A
ayer
B
en 2011
C
este siglo (eeuw)
D
las vacaciones pasadas

Slide 6 - Quizvraag

PERFECTO:
hacer - vosotros
A
habéis hache
B
hemos hacido
C
habeís hecho
D
habéis hecho

Slide 7 - Quizvraag

pretérito perfecto wordt ook wel het hart genoemd. 
HABER + ADO/IDO mag je namelijk nooit uit elkaar halen.
Zij zijn altijd samen. Er kan nooit iets tussen komen.


he
has
ha
hemos + ado/ido
habéis
han
Wederkerend werkwoord: (ducharse, peinarse, afeitarse)
me he duchado, te has peinado, se ha afeitado

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je over de tijd "Pretérito INDEFINIDO"

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord HABLAR (INDEFINIDO)
yo

él
nosotros
vosotros

ellos
hablé
hablaste
habló
hablamos
hablasteis

hablaron

Slide 13 - Sleepvraag

Vervoeg het werkwoord ESCRIBIR (INDEFINIDO)
yo

nosotros
él
ellos
vosotros
escribí
escribiste
escribimos
escribió
escribieron
escribisteis

Slide 14 - Sleepvraag

Vervoeg het werkwoord SER in de indefinido.
yo

él
nosotros
vosotros

ellos
fui
fuiste
fue
fuimos
fuisteis

fueron

Slide 15 - Sleepvraag

De signaalwoorden
Signaalwoorden:
Pretérito perfecto
"he trabajado"
Signaalwoorden:
Pretérito indefinido
"trabajé"
el siglo pasado
esta semana
este lunes
el verano pasado
ya
todavía
anteayer
este mes
en 2001
ayer
el lunes pasado
este año
esta semana

Slide 16 - Sleepvraag

Wat weet je over de tijd "el imperfecto"

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Imperfecto (nosotros-jugar)

Slide 21 - Open vraag

Noem signaalwoorden van de imperfecto:

Slide 22 - Open vraag

 Perfecto               Indefinido                  Imperfecto
Zit ik er nog in?
- DEZE week
- DIT weekend
- VANDAAG
Duidelijk begin en eind?
- Gisteren
- Vorig jaar
- In 1986
- 14 april
- Woensdag
Geen duidelijk begin en eind?
- Vroeger
- Toen ik klein was
- Elke zondag
_____________________geen tijdsaanduiding?_____geen tijdsaanduiding?_____
Stel jezelf de vraag:
Was het er al? Was het al (een tijdje) bezig? Hoe was de situatie / de setting?
Stel jezelf de vraag:
Gebeurde het?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Signaalwoorden Indefinido
Signaalwoorden Imperfecto
Ayer
Antes
Cuando era pequeño..
Todos los domingos
En 2018
Cada verano
En marzo
Anoche

Slide 26 - Sleepvraag

Wanner gebruik je deze tijden?
INDEFINIDO
IMPERFECTO
PERFECTO
je gebruikt deze tijd voor gebeurtenissen op een concreet moment in het verleden die je als afgesloten beschouwt.
je gebruikt deze tijd voor handelingen in het verleden die nog steeds in verbinding staan met het heden.
Je gebruikt deze tijd voor gebeurtenissen die aan de gang waren in het verleden; voor gewoonten in het verleden; voor oorzaken en voor beschrijvingen.

Slide 27 - Sleepvraag

Welke tijdsaanduiding hoort bij welke verleden tijd? Kies uit presente perfecto, indefinido, imperfecto 
1. -Esta mañana, esta semana, este año… +________________________
2. -Todos los días, siempre, mientras + ________________________
3. -Alguna vez, nunca+ ________________________
4. -Hace un rato, hace cinco minutos… + ________________________
5. -El año pasado, la semana pasada, el mes pasado… + ________________________
6. -En 2001, hace mucho tiempo… + ________________________
7. -Cuando era pequeño, a menudo, antes… + ________________________

Slide 28 - Tekstslide

Escribe en las siguientes frases la forma correcta del tiempo pasado: indefinido, imperfecto, o perfecto
1. En 2011 (nosotros, celebrar) Navidad co la familia entera
2. ¿Marleen y Diego, dónde (pasar) estas vacaciones?
3. Renata, ¿(estar) alguna vez en Madrid?
4. Anteayer mi profesora me (contar) que en Holanda las costumbres de la comida son muy diferentes.
5. Cuando era pequeño, (ir) a menudo con mi padre a ver partidos de fútbol.
6. ¿Cómo (tú, dormir) esta noche, Rosa?
7. Este verano María y yo, (tener) que quedarnos en Holanda.
8. Todos los sábados mi hermano (ir) a clase de guitarra.

Slide 29 - Tekstslide

A practicar
Vocabulario B, C, D

Slide 30 - Tekstslide