Les 3: Nederland waterland

Les 3: Nederland waterland
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 3: Nederland waterland

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet/kun je:
  • omschrijven waarom waterkeringen en dijken in Nederland belangrijk zijn. Je gebruikt daarbij het begrip NAP.
  • omschrijven wat een polder is en je kunt uitleggen waarom polders drooggemaakt zijn. Je kunt minimaal twee voorbeelden van polders noemen.

Slide 2 - Tekstslide

NAP
NAP betekent Normaal Amsterdams Peil.
In Nederland zijn gebieden die hoger of lager dan het NAP liggen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Waterstand
Nederland ligt laag. Daarom zijn dijken en waterkeringen zo belangrijk.
Als we die niet zouden hebben, zou Nederland voor een deel onder water liggen.

Slide 5 - Tekstslide

Waterstand
Een NAP-hoogte van 0 meter is ongeveer gelijk aan het gemiddeld zeeniveau.

Het NAP wordt duidelijk gemaakt met peilmerken.
Dat zijn meetmerken die je soms ziet op gebouwen, bruggen en viaducten.

Slide 6 - Tekstslide

Inpolderen
De Werelderfgoedlijst is een lijst met gebouwen, gebieden en evenementen.
Die gebouwen, gebieden en evenementen zijn uniek en onvervangbaar.

De Beemster staat ook op deze lijst. Deze droogmakerij uit 1612 is een voorbeeld van hoe Nederlanders zelf land hebben 'gemaakt'.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Begrippen
Normaal Amsterdams Peil (NAP)
De waterhoogte en hoogte van het land worden regelmatig gemeten. Dit is om te controleren of de dijken nog hoog genoeg zijn.
Deze hoogten worden gemeten ten opzichte van het niveau het Normaal Amsterdams Peil (NAP).

Peilmerken
Meetmerken waarmee het NAP inzichtelijk gemaakt wordt.

Getijde
Het afwisselend rijzen (vloed) en dalen (eb) van het zeewater onder invloed van de door de zon en maan uitgeoefende aantrekkingskracht.

Slide 9 - Tekstslide

Begrippen
Zout water is water waar zout in opgelost is. In zout water zit meer zout dan mensen aankunnen: zout zuigt vocht op.
Als je zout water drinkt, krijg je alleen maar meer dorst.
Teveel zout water drinken is zelfs giftig.

Zoet water is wel drinkbaar.
Zoet water vind je in meren, oppervlaktewater en grondwater.
Het is vaak zo vervuild dat je het niet kunt drinken.
Het moet eerst gezuiverd worden.

Brak water vind je op plaatsen waar zoet water en zout water in elkaar overvloeien. Het vermengt zich dan door het getijde (eb en vloed). Zeewater komt de rivierarm binnen en vermengt zich met zoet rivierwater.
Zout water kan ook onder een duin of dijk naar boven komen (kwelwater).
Het mengt zich dan met binnendijks zoet water.

Slide 10 - Tekstslide

Goed opgelet?
Hierna komen een aantal vragen die je moet beantwoorden.

Slide 11 - Tekstslide

Als oppervlaktewater eenmaal gezuiverd is, kun je het drinken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Het grootste deel van het water op aarde is zout water.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Van het zoete oppervlakte water zit 87% in meren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat blijft er achter in de fijnere zeven bij het filteren van het water?
A
Zand en zout
B
Zwevend vuil en algen
C
Algen en vlokken

Slide 15 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 16 - Woordweb

Zelfstandig aan het werk
Ga nu aan de slag met:
Werkboek(je)
VO-Next
NUMO

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide