Bas 11.3 De bloedvaten deel 2

Thema 11.3      De bloedvaten deel 2

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Thema 11.3      De bloedvaten deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Herhalen basisstof 2 en 3
Theorie naamgeving (basisstof 11.3)
Opdrachten 

Slide 2 - Tekstslide

Welk van deze bloedvaten heeft een stevige elastische wand, de bloeddruk is hoog.
A
ader
B
haarvat
C
Slagader
D
poortader

Slide 3 - Quizvraag

Een bloedvat heeft overal kleppen.
Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 4 - Quizvraag

Tot welke bloedsomloop hoort de aorta?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 5 - Quizvraag

De wand van een slagader is ...
De bloeddruk in een slagader is ...
A
Dik en Hoog
B
Dik en Laag
C
Dun en Hoog
D
Dun en Laag

Slide 6 - Quizvraag


Slagaders hebben aderkleppen.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 7 - Quizvraag

In de Slagaders..
A
Stroomt zuurstofrijk bloed van het hart weg
B
Stroomt zuurstofarm bloed van het hart weg
C
Stroomt zuurstofrijk bloed naar het hart toe
D
Stroomt zuurstofarm bloed naar het hart toe

Slide 8 - Quizvraag

wat is de slagader?
A
de rode buis
B
de blauwe buis
C
de kleine draadjes
D
geen een

Slide 9 - Quizvraag

De grootste slagader is de
A
holle ader
B
beenslagader
C
beenader
D
aorta

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de kleine bloedsomloop?
A
hart - alle organen - hart
B
hart - hersenen- hart
C
hart - longen - hart

Slide 11 - Quizvraag

In de kleine bloedsomloop wordt...
A
zuurstof en voedingstoffen (onder andere glucose) afgegeven aan de cellen
B
zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide afgegeven aan de lucht (in de longen)
C
voedingsstoffen opgenomen
D
koolstofdioxide opgenomen

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen

- Ik kan in het bloedvatenstelsel van een mens slagaders en aders benoemen.

Slide 13 - Tekstslide

Namen van bloedvaten
1: Het bloed stroomt van het hart naar een een orgaan --> het is een slagader
2: Het bloed gaat naar de nier dus is het een nierslagader

1: Het bloed stroomt van een een orgaan naar het hart --> het is een ader
2: Het bloed komt van de nier dus is het een nierader

Slide 14 - Tekstslide

Krans(slag)aders
Kransader:
Ader die afvalstoffen en zuurstofarmbloed afvoeren vanuit het hart. Kransaders eindigen in de rechterharthelft 

Kransslagader: 
Slagader die voedingsstoffen en zuurstof naar het hart brengt

Slide 15 - Tekstslide

Bovenste holle ader --> armen en hoofd
Onderste holle ader --> romp en benen
Longslagader --> naar de longen toe (zuurstofarm)
Longader --> van de longen af (weer naar het
hart toe) (zuurstofrijk)

Aorta --> naar alle organen toe
Bovenste en onderste holle ader --> Naar het hart terug 
Poortader --> verbinding tussen darmen/ maag en lever

Slide 16 - Tekstslide

(huis)werk
11.3 (Deel 2)
Lees bladzijde 124 t/m 133
Maak opdracht 7 (WB), 8, 9, 10 en 11

Slide 17 - Tekstslide