Prepositions

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide




how to use reading strategies 
while reading a text


Slide 2 - Tekstslide




have practiced with
prepositions


Slide 3 - Tekstslide



learn about
practice with
prepositions

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

What do you know about:
'Prepositions'

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Prepositions

Een voorzetsel is een woord dat iets zegt
over het verband tussen woorden
in een zin.

Vb:
"The cat is on the chair."

Slide 8 - Tekstslide

Prepositions

Prepositions of transport

Wanneer je het hebt over transport of openbaar vervoer
gebruik je: By

"He goes to school by bus."
"She goes to work by train."

Slide 9 - Tekstslide

Prepositions

Prepositions of tools

Wanneer je het hebt over gereedschap
gebruik je: With

"She hit the nail with a hammer."
"She made a cut with scissors." 

Slide 10 - Tekstslide

Prepositions

Prepositions of machines/devices

Wanneer je het hebt over machines of apparaten
gebruik je: With / On

"You can do your homework with your phone."
"You can do your homework on your phone."

Slide 11 - Tekstslide

Prepositions

Prepositions of connection

Wanneer je het hebt over bezit
gebruik je: Of

"I like the lights of the rainbow."
"I like the color of your hair."

Slide 12 - Tekstslide

Prepositions

Prepositions of movement / direction

Deze voorzetsels geven aan 
waar naartoe iets of iemand beweegt

 Wanneer je het hebt over beweging / richting
gebruik je de volgende voorzetsels:


Slide 13 - Tekstslide

Prepositions

Prepositions of movement / direction




Out of
Across
Along
Onto
Towards
Past
Back to
Back
To
Into
Through
Down

Slide 14 - Tekstslide

Prepositions

Prepositions of origin

Wanneer je het hebt over waar iets begon
gebruik je: From

"I'm from The Netherlands, where are you from?"

Slide 15 - Tekstslide

Prepositions

Om te zeggen welk materiaal gebruikt is om iets te maken
gebruik je: Made of / Made from

Als het materiaal wat gebruikt is niet veranderd is -> Made of
Als het materiaal wat gebruikt is wel veranderd is -> Made from
"This table is made of wood."
"This paper is made from wood."

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

I hung the picture _____ the fireplace.

Slide 18 - Open vraag

Do you live _____ Berlikum?

Slide 19 - Open vraag

Is Jane _____ home? No, she's _____ the mall.

Slide 20 - Open vraag

Mary is sitting _____ the sofa _____ the living room.

Slide 21 - Open vraag

The artist spends many hours _____ his studio.

Slide 22 - Open vraag

Don’t forget to put your return address _____ the envelope.

Slide 23 - Open vraag

He arrived _____ Switzerland last week.

Slide 24 - Open vraag

The door was locked; so I shoved the letter _____ the door.

Slide 25 - Open vraag

He arrived _____ Switzerland last week.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide



Make exercises:
11, 12, 13

Pages:
21 - 25

Slide 28 - Tekstslide




have practiced with
prepositions

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide


He asked me to come _____ noon.

Slide 31 - Open vraag





Make: 
Study: all the grammar & vocabulary


Slide 32 - Tekstslide




practice for the exam

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide