Trede 6 - Leerdoel 1 - Faire

Bonjour! 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour! 

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
Gesprekje
Uitleg faire
Le but: 
het werkwoord faire gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Questions
  1. Comment tu t'appelles?
  2. Tu habites où?
  3. Tu as quel âge?
  4. Qui est ton prof préféré?
  5. Ton collège, il est comment?
  6. Quelles sont tes matières préférées?
  7. Qu'est-ce que tu fais le lundi?

Slide 3 - Tekstslide

Vertaling?
être
avoir
faire
aller
                              hebben
                                   gaan
                                      zijn
                    doen/maken

Slide 4 - Sleepvraag

Kies de juiste vertaling.
Je fais mes devoirs.
A
Ik maak mijn huiswerk.
B
Ik leer mijn huiswerk.
C
Ik haat mijn huiswerk.
D
Ik hou van mijn huiswerk.

Slide 5 - Quizvraag


 faire




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
fait
font
faites
fais
faisons
fais

Slide 6 - Sleepvraag

faire
je fais
tu fais
il fait
elle fait
on fait
nous faisons
vous faites
ils font 
elles font 
doen/maken
ik doe/maak
jij doet/maakt
hij doet/maakt
zij doet/maakt
wij doen/maken, men ...
wij doen/maken
jullie doen/maken, u ...
zij doen/maken (m)
zij doen/maken (v)

Slide 7 - Tekstslide

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Tu ___ une salade?
A
fais
B
fait
C
faisons
D
faites

Slide 8 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Elles ___ des photos.
A
fais
B
fait
C
font
D
faites

Slide 9 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Léa ___ un vlog sur sa vie.
A
fais
B
fait
C
font
D
faites

Slide 10 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Nous ___ nos devoirs.
A
fais
B
fait
C
faisons
D
faites

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ beaucoup de selfies ? (jullie maken)

Slide 12 - Open vraag

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ de la musique. (hij maakt)

Slide 13 - Open vraag

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ du shopping. (zij doen)

Slide 14 - Open vraag

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ une affiche. (ik maak)

Slide 15 - Open vraag