In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
onregelmatige werkwoorden
être
avoir
faire
aller
Slide 1 - Tekstslide
être = zijn
je suis = ik ben
tu es = jij bent
il/elle/on est = hij / zijn/ men is, wij zijn
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
Slide 2 - Tekstslide
avoir = hebben
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Slide 3 - Tekstslide
faire = maken, doen
je fais
tu fais
il/elle/on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font
wordt veel gebruikt bij sport: je fais du foot
Slide 4 - Tekstslide
Le verbe ALLER
Je vais Ik ga
Tu vas Jij gaat
Il/elle/on va Hij/zij/men gaat
Nous allons Wij gaan
Vous allez Jullie gaan
Ils/elles vont Zij gaan
timer
7:00
Slide 5 - Tekstslide
ergens naartoe gaan...
aller à = gaan naar
Achter het vorige rijtje zet je dus gewoon à.
Je vais à Ik ga naar
Il va à Hij gaat naar
Vous allez à Jullie gaan naar
Slide 6 - Tekstslide
timer
2:00
Uitgangen werkwoorden op -er
Slide 7 - Woordweb
Stap voor stap de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen
Stap 1: Haal de -er op het einde van het woord van het woord af. Zo maak je de stam. Stap 2: Kijk naar welk woord aan het werkwoord is gekoppeld: Is dat je, tu, il, elle, on, vous, nous, ils of elles? Stap 3: Ga naar het rijtje met de uitgangen. Welke uitgang heb je nodig om het werkwoord te koppelen aan het onderwerp? Stap 4: Plak de juiste uitgang achter de stam. C'est tout!
Slide 8 - Tekstslide
Les verbes en -er
parler
Je -> e Tu -> es Il/elle/on -> e Nous -> ons Vous -> ez Ils/elles -> ent
Parler - er
= parl
Je parle Tu parles Il/elle/on parle Nous parlons Vous parlez Ils/elles parlent
Slide 9 - Tekstslide
Passé composé
Het is gebeurt in het verleden!
Voltooid tegenwoordige tijd
Slide 10 - Tekstslide
Passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen:
Vorm van AVOIR (= hulpwerkwoord)
Voltooid deelwoord
De vorm van AVOIR hangt af van het persoonlijk voornaamwoord.
Slide 11 - Tekstslide
Avoir = hebben
j'ai
tu as
il a
elle a
on a
nous avons
vous avez
ils ont
elles ont
Slide 12 - Tekstslide
Vul de juiste vorm van 'aller' in. Ils ...... en ville.
A
vont
B
vas
C
va
D
vais
Slide 13 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van 'aller' in. Nous ..... manger.
A
vont
B
va
C
allons
D
allez
Slide 14 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van 'aller' in. Tu ..... au cinéma?
A
vont
B
vas
C
vais
D
va
Slide 15 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van 'aller' in. Elle ..... à la maison.
Slide 16 - Open vraag
Vul de juiste vorm van 'aller' in. Je ..... faire du tennis.
Slide 17 - Open vraag
passé composé
alle 4 met hulpww avoir en een voltooid deelwoord
j'ai été = ik ben geweest
j'ai eu = ik heb gehad
j'ai fait = ik heb gemaakt/gedaan
j'ai pris = ik heb genomen
Slide 18 - Tekstslide
vormen van être
Slide 19 - Woordweb
avoir
Slide 20 - Woordweb
faire
Slide 21 - Woordweb
prendre
Slide 22 - Woordweb
as
fait
prends
je
tu
il
Slide 23 - Sleepvraag
prennent
faites
sommes
nous
vous
elles
Slide 24 - Sleepvraag
ik ben
A
je fais
B
je suis
C
je prends
D
j'ai
Slide 25 - Quizvraag
tu-vorm prendre
A
prendes
B
prend
C
prends
D
pris
Slide 26 - Quizvraag
nous-vorm van prendre
A
prenons
B
prisons
C
prommes
D
prendons
Slide 27 - Quizvraag
vous-vorm van faire
A
fairez
B
faisez
C
faitez
D
faites
Slide 28 - Quizvraag
vertaal: ik ben
Slide 29 - Open vraag
vertaal: hij is
Slide 30 - Open vraag
vertaal: jullie nemen
Slide 31 - Open vraag
vertaal: zij heeft
Slide 32 - Open vraag
jullie zijn
Slide 33 - Open vraag
jij hebt genomen
A
tu as prené
B
tu as prenu
C
tu as prisé
D
tu as pris
Slide 34 - Quizvraag
zij zijn geweest
A
ils ont êtré
B
ils sont été
C
ils ont été
D
ils été
Slide 35 - Quizvraag
ik heb gevoetbald
A
j'ai fait du foot
B
j'ai faité du foot
C
j'ai fairé du foot
D
j'ai faisé du foot
Slide 36 - Quizvraag
jullie hebben gehad
A
vous avez avoiré
B
vous avez eu
C
vous avez avoir
D
vous eu
Slide 37 - Quizvraag
vertaal: jij hebt genomen
Slide 38 - Open vraag
vertaal: hij heeft gehad
Slide 39 - Open vraag
jullie zijn geweest
Slide 40 - Open vraag
ik heb gedaan/gemaakt
Slide 41 - Open vraag
en nu?
Oefen de werkwoorden avoir, être, faire, prendre op verbuga.com
Ze staan in het tweede vakje, zet het eerste vakje de présent en de passé composé aan.
Maak 8F, (online 3.3)
Succes!
Slide 42 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord:
Dit zijn de woorden waar in het Nederlands meestal ge- voor staat:
praten - gepraat
kijken - gekeken
luisteren - geluisterd
Slide 43 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord:
In het Frans ga je eerst weer uit van de stam en daarachter zet je een -é