8.1 Conservatisme en liberalisme

Politieke strijd en emancipatie
Circa 1800-1900
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Politieke strijd en emancipatie
Circa 1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van gisteren?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Hoe nu verder?
  • 1789: Franse Revolutie en afzetten van de koning.
  • Vervolgens kwam Napoleon als mix tussen autoritair bestuur en revolutionaire ideeën.
  • Traditionele vorsten vervangen door nieuwe staatshoofden (familie) en eeuwenoude privileges adel afgeschaft.
  • Nieuwe grenzen, nieuwe wetten, nieuwe bestuursfuncties.
  • 1815: Napoleon definitief verslagen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat maakte Napoleon Verlicht? En wat maakte Napoleon absoluut?

Slide 5 - Open vraag

Congres van Wenen afspraken
- Oude adel weer aan de macht
- Nederland & België voegen we samen onder één koning
- Grondwet blijft soort van bestaan
- ancien regime weer in ere hersteld 

Slide 6 - Tekstslide

Liberalisme en conservatisme
Na de val van Napoleon werden op het Congres van Wenen (1814-1815) door de Europese regeringsleiders afspraken gemaakt over Europa na de chaos die Napoleon had veroorzaakt.
Er ontstonden in Europa overal autoritaire staten, net als tijdens het Ancien Regime. We noemen deze periode dan ook de Restauratie.

Slide 7 - Tekstslide

Conservatisme
  • Voorstander van de Restauratie
  • Traditioneel bestuur door keizer/koning/adel is het beste.
  • Na de Franse Revolutie was het wel duidelijk: een volk kán zichzelf niet regeren. Loopt alleen maar uit op chaos en terreur.
  • Heel behoudend, alles bij het oude laten.
Politiek liberalisme
  • 'Liber' = vrij (Latijn)
  • Geloven in idealen van Franse Revolutie
  • Weigeren te accepteren dat sommigen op basis van hun geboorte macht krijgen.
  • Burgers betrekken bij bestuur.
  • Meer rechten voor de burgers

Slide 8 - Tekstslide

Restauratie geen succes

  • Restauratie = herstel van de maatschappelijke en politieke verhoudingen van vóór de Franse Revolutie.
  • In heel Europa verlangden liberale burgers naar meer inspraak en vrijheid. 
  • 1830: nieuwe revolutie in Frankrijk. Koning vervangen.
  • Opnieuw onrust in Frankrijk, opnieuw moet koning aftreden, opnieuw krijgen burgers meer rechten.
  • Stukje bij beetje staan vorsten en adel hun macht af aan de gegoede burgerij.

Slide 9 - Tekstslide

Einde van de Restauratie
- De Restauratie duurde van 1815 (Congres van Wenen na het einde van Napoleon) tot 1830 (revolutie in Frankrijk, meer rechten voor burgers).
- Overal in Europa komen burgers in opstand tegen de autoritaire koning. De stroming van het politiek liberalisme is sterker dan conservatisme.
- Staatshoofden doen concessies aan liberalen.

En hoe zat dat in Nederland?

Slide 10 - Tekstslide

Maak opdracht 8.1 
3 tm 7

Slide 11 - Tekstslide

Na de pauze: Nederland wordt óók een koninkrijk vanaf 1815 (dus niet terug naar de Republiek, een verenigd NL vonden ze best wel lekker). België komt erbij, om een buffer te vormen tegen Frankrijk. Maar, de Belgen komen in 1830 in opstand.

Nu: 8.1 lezen en opdrachten 4, 5, 6 & 7 maken van MEMO. Bespreken we na de pauze.
 
Klaar? In de Classroom staat een link naar een video. De vragen en opmerkingen springen vanzelf in beeld.

Slide 12 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
- In 1815 trad Willem I aan als koning. De versnipperde Republiek bestond niet meer, het was een centraal bestuurd koninkrijk.
- Het Koninkrijk der Nederlanden was in veel opzichten anders dan de oude Republiek.

Slide 13 - Tekstslide

Verschil 1
- Het koninkrijk was veel groter dan de Republiek door toevoeging van de Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België). 

- Waarom? Krachtige bufferstaten om Frankrijk in bedwang te houden

Slide 14 - Tekstslide

Verschil 2
Republiek = samenwerkingsverband van zelfstandige gewesten.

Koninkrijk der Nederlanden = centraal bestuurde eenheidsstaat,  waar (net als in de Franse tijd) overal dezelfde wetten en regels golden. 

Slide 15 - Tekstslide

Verschil 3
De Republiek kende geen grondwet die de macht van de heersers moest beperken.

Koninkrijk der Nederlanden werd een constitutionele monarchie.

Constitutie = grondwet
Monarchie = koninkrijk
Constitutionele monarchie = koning is gebonden aan een grondwet.

Slide 16 - Tekstslide

Verschil 4
De Republiek kende geen verkiezingen: de elite had de bestuursbanen onderling verdeeld.

Ook dat was nu anders. De koning en zijn ministers werden gecontroleerd door een parlement dat – zij het indirect – door een deel van de bevolking was gekozen.

Slide 17 - Tekstslide

Het nieuwe Nederland
Klinkt behoorlijk democratisch, maar het tegendeel is waar. Willem I bleef een alleenheerser. Je voelt 'm al aankomen, in deze tijd - waarin burgers meer vrijheid, gelijkheid en invloed willen - gaat dat rommelen. Wat deed Willem I dan?

  • Willem I bepaalde wie de ministers werden en kon iedereen zo ontslaan.
  • Een zeer klein deel van de rijke, mannelijke bevolking mocht maar stemmen.
  • De Eerste Kamer koos Willem I zelf.
  • In de grondwet stond dat Willem 'Koninklijke Besluiten' mocht nemen, helemaal buiten het parlement om.
Gevolg: onderdanen kregen nauwelijks inspraak en de koning had zeer veel macht.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

1830: Belgische Opstand

Slide 22 - Tekstslide

Belgische opstand
  • Belgen komen in 1830 in opstand.
  • Ze voelden zich niet verbonden met het Noorden.
  • De Belgische opstand is een voorbeeld van nationalisme.
  • Nederland erkent Belgische onafhankelijkheid (pas) in 1839.

Slide 23 - Tekstslide

Willem II
  • Willem II volgde in 1840 zijn vader op.
  • Hij regeerde net zo als zijn vader.
  • Willem II was de baas en de ministers zijn assistenten.
  • Willem II zette de grondwet en het parlement buitenspel.

Slide 24 - Tekstslide

Ondertussen in Europa braken overal in Europa revoluties uit tegen autocratische koningen ...

Slide 25 - Tekstslide

Revolutiejaar 1848
Willem II vraagt Thorbecke om een grondwet te schrijven

Slide 26 - Tekstslide

Grondwet van Thorbecke (1848)
Ministeriële verantwoordelijkheid: niet de koning, maar ministers zijn verantwoordelijk voor beleid.
Vrijheid van onderwijs: het recht van burgers om scholen op te richten.
Vrijheid van vereniging & vergadering: recht van burgers om zich te organiseren.

Kiesrecht bleef wel maar beperkt tot een klein deel van de bevolking.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Opdrachten maken
Alle vragen van 8.1 af vraag 4 t/m 12

Video in de Classroom (edpuzzle) af

Klaar? Lees paragraaf 8.2

Slide 31 - Tekstslide