8.1 Conservatisme en liberalisme

Politieke strijd en emancipatie
Circa 1800-1900
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Politieke strijd en emancipatie
Circa 1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

Hoe nu verder?
  • 1789: Franse Revolutie en afzetten van de koning.
  • Vervolgens kwam Napoleon als mix tussen autoritair bestuur en revolutionaire ideeën.
  • Traditionele vorsten vervangen door nieuwe staatshoofden (familie) en eeuwenoude privileges adel afgeschaft.
  • Nieuwe grenzen, nieuwe wetten, nieuwe bestuursfuncties.
  • 1815: Napoleon definitief verslagen.

Slide 2 - Tekstslide

Congres van Wenen afspraken
- Oude adel weer aan de macht
- Nederland & België voegen we samen onder één koning
- Grondwet blijft soort van bestaan
- ancien regime weer in ere hersteld 

Slide 3 - Tekstslide

Liberalisme en conservatisme
Na de val van Napoleon werden op het Congres van Wenen (1814-1815) door de Europese regeringsleiders afspraken gemaakt over Europa na de chaos die Napoleon had veroorzaakt.
Er ontstonden in Europa overal autoritaire staten, net als tijdens het Ancien Regime. We noemen deze periode dan ook de Restauratie.

Slide 4 - Tekstslide

Conservatisme
  • Voorstander van de Restauratie
  • Traditioneel bestuur door keizer/koning/adel is het beste.
  • Na de Franse Revolutie was het wel duidelijk: een volk kán zichzelf niet regeren. Loopt alleen maar uit op chaos en terreur.
  • Heel behoudend, alles bij het oude laten.
Politiek liberalisme
  • 'Liber' = vrij (Latijn)
  • Geloven in idealen van Franse Revolutie
  • Weigeren te accepteren dat sommigen op basis van hun geboorte macht krijgen.
  • Burgers betrekken bij bestuur.
  • Meer rechten voor de burgers

Slide 5 - Tekstslide

Restauratie geen succes

  • Restauratie = herstel van de maatschappelijke en politieke verhoudingen van vóór de Franse Revolutie.
  • In heel Europa verlangden liberale burgers naar meer inspraak en vrijheid. 
  • 1830: opnieuw onrust in Frankrijk, opnieuw moet koning aftreden, opnieuw krijgen burgers meer rechten.
  • Stukje bij beetje staan vorsten en adel hun macht af aan de gegoede burgerij.

Slide 6 - Tekstslide

Einde van de Restauratie
- De Restauratie duurde van 1815 (Congres van Wenen na het einde van Napoleon) tot 1830 (revolutie in Frankrijk, meer rechten voor burgers).
- Overal in Europa komen burgers in opstand tegen de autoritaire koning. De stroming van het politiek liberalisme is sterker dan conservatisme.
- Staatshoofden doen concessies aan liberalen.

Slide 7 - Tekstslide

Conservatisme
  • Voorstander van de Restauratie
  • Traditioneel bestuur door keizer/koning/adel is het beste.
  • Na de Franse Revolutie was het wel duidelijk: een volk kán zichzelf niet regeren. Loopt alleen maar uit op chaos en terreur.
  • Heel behoudend, alles bij het oude laten.
Politiek liberalisme
  • 'Liber' = vrij (Latijn)
  • Geloven in idealen van Franse Revolutie
  • Weigeren te accepteren dat sommigen op basis van hun geboorte macht krijgen.
  • Burgers betrekken bij bestuur.
  • Meer rechten voor de burgers

Slide 8 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
- In 1815 trad Willem I aan als koning. De versnipperde Republiek bestond niet meer, het was een centraal bestuurd koninkrijk.
- Het Koninkrijk der Nederlanden was in veel opzichten anders dan de oude Republiek.

Slide 9 - Tekstslide

Verschil 1
- Het koninkrijk was veel groter dan de Republiek door toevoeging van de Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België). 

- Waarom? Krachtige bufferstaten om Frankrijk in bedwang te houden

Slide 10 - Tekstslide

Verschil 2
Republiek = samenwerkingsverband van zelfstandige gewesten.

Koninkrijk der Nederlanden = centraal bestuurde eenheidsstaat,  waar (net als in de Franse tijd) overal dezelfde wetten en regels golden. 

Slide 11 - Tekstslide

Verschil 3
De Republiek kende geen grondwet die de macht van de heersers moest beperken.

Koninkrijk der Nederlanden werd een constitutionele monarchie.

Constitutie = grondwet
Monarchie = koninkrijk
Constitutionele monarchie = koning is gebonden aan een grondwet.

Slide 12 - Tekstslide

Verschil 4
De Republiek kende geen verkiezingen: de elite had de bestuursbanen onderling verdeeld.

Ook dat was nu anders. De koning en zijn ministers werden gecontroleerd door een parlement dat –  het indirect – door een deel van de bevolking was gekozen.

Slide 13 - Tekstslide

Het nieuwe Nederland
Klinkt behoorlijk democratisch, maar het tegendeel is waar. Willem I bleef een alleenheerser. Je voelt 'm al aankomen, in deze tijd - waarin burgers meer vrijheid, gelijkheid en invloed willen - gaat dat rommelen. Wat deed Willem I dan?

  • Willem I bepaalde wie de ministers werden en kon iedereen zo ontslaan.
  • Een zeer klein deel van de rijke, mannelijke bevolking mocht maar stemmen.
  • De Eerste Kamer koos Willem I zelf.
  • In de grondwet stond dat Willem 'Koninklijke Besluiten' mocht nemen, helemaal buiten het parlement om.
Gevolg: onderdanen kregen nauwelijks inspraak en de koning had zeer veel macht.

Slide 14 - Tekstslide

1830: Belgische Opstand

Slide 15 - Tekstslide

Belgische opstand
  • Belgen komen in 1830 in opstand.
  • Ze voelden zich niet verbonden met het Noorden.
  • De Belgische opstand is een voorbeeld van nationalisme.
  • Nederland erkent Belgische onafhankelijkheid (pas) in 1839.

Slide 16 - Tekstslide

Willem II
  • Willem II volgde in 1840 zijn vader op.
  • Hij regeerde net zo als zijn vader.
  • Willem II was de baas en de ministers zijn assistenten.
  • Willem II zette de grondwet en het parlement buitenspel.

Slide 17 - Tekstslide

Ondertussen in Europa braken overal in Europa revoluties uit tegen autocratische koningen ...

Slide 18 - Tekstslide


Revolutiejaar 
1848



  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 19 - Tekstslide

Revolutiejaar 1848
Willem II vraagt Thorbecke om een grondwet te schrijven

Slide 20 - Tekstslide


Paniek bij de vorsten
in heel Europa!




Ook in Den Haag...
...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 21 - Tekstslide

Gevolgen
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)

Slide 22 - Tekstslide

Opdrachten maken
In de Classroom staat een video-opdracht (Edpuzzle). De vragen komen vanzelf in beeld bij het bekijken van de video. Alle antwoorden zijn te vinden in paragraaf 8.1

Daarna: maak opdracht 9 t/m 12 in MEMO

Slide 23 - Tekstslide

Grondwet van Thorbecke (1848)
Ministeriële verantwoordelijkheid: niet de koning, maar ministers zijn verantwoordelijk voor beleid.
Vrijheid van onderwijs: het recht van burgers om scholen op te richten.
Vrijheid van vereniging & vergadering: recht van burgers om zich te organiseren.

Kiesrecht bleef wel maar beperkt tot een klein deel van de bevolking.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Geef hier antwoord op de examenvraag. Er zijn 2 punten te verkrijgen, dus zorg dat je antwoord uit 2 onderdelen bestaat. Geef antwoord in volledig zinnen.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Geef hier antwoord op de examenvraag. Er zijn 2 punten te verkrijgen, dus zorg dat je antwoord uit 2 onderdelen bestaat. Geef antwoord in volledig zinnen.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Geef hier antwoord op de examenvraag. Geef antwoord in volledig zinnen.

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Geef hier antwoord op de examenvraag. Er zijn 2 punten te verkrijgen, dus zorg dat je antwoord uit 2 onderdelen bestaat. Geef antwoord in volledig zinnen.

Slide 34 - Open vraag