TH3C 2022 2023 20/10 quiz relative pron. + vocab 2,3,4

TH3C 17 October 2022
Reading
Herhaling relative pronouns + oefenen
Quiz (relative pronouns + vocab SB 2, 3, 4 + expressions A t/m D)
Check ex. 3 + 4 Lesson 5 Unit 1
Play quiz (start of the year)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TH3C 17 October 2022
Reading
Herhaling relative pronouns + oefenen
Quiz (relative pronouns + vocab SB 2, 3, 4 + expressions A t/m D)
Check ex. 3 + 4 Lesson 5 Unit 1
Play quiz (start of the year)

Slide 1 - Tekstslide

Reading
Start reading your book.
You'll be reading for about 10 minutes.

Slide 2 - Tekstslide

Relative pronouns (herhaling)
Betrekkelijke voornaamwoorden
Verwijzen naar iets of iemand




Slide 3 - Tekstslide

Relative pronouns
- Who (wie/die) → mensen
   That’s the woman who gave me the ticket.
- Which (wat/dat) → dingen, dieren of plaatsen
   The train which goes to Amsterdam is late.
- That (dat/die): kan voor which/who in de plaats → alleen als de zin anders onduidelijk is 
Niet bij de ‘oh by the way informatie’ - tussen komma’s

Slide 4 - Tekstslide

Relative pronouns
 - Na een voorzetsel: whom (personen) of which (dieren, dingen,      plaatsen)
    To whom are you writing?
- Whose: van wie, waarvan, wiens/wie
   The boy whose parents live next door is standing here.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

versterken

Slide 7 - Open vraag

recensie

Slide 8 - Open vraag

inzicht

Slide 9 - Open vraag

vermelden

Slide 10 - Open vraag

bevestiging

Slide 11 - Open vraag

complex

Slide 12 - Open vraag

tot stand brengen; vestigen

Slide 13 - Open vraag

ongelijkheid

Slide 14 - Open vraag

mogelijkheid

Slide 15 - Open vraag

op maat maken

Slide 16 - Open vraag

Zou je je misschien op kunnen halen?

Slide 17 - Open vraag

Waarom moeten voetbalfans altijd zo primitief doen?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Relative pronouns
Is that the man .... scored a number one hit?
A
who
B
which
C
who/ that
D
whom

Slide 20 - Quizvraag

Relative pronouns
The girl, .... became first in the championship, missed practise today.

Slide 21 - Open vraag

Relative pronouns
Listen! It's the song ..... I hear on the radio all the time.

Slide 22 - Open vraag

Relative pronouns
This is the man with .... I'd like to work together.

Slide 23 - Open vraag

Relative pronouns
That man, .... car is parked there, is my uncle.

Slide 24 - Open vraag

Relative pronouns
The present .... I have bought is for you.

Slide 25 - Open vraag

Relative pronouns
His goal, .... he's had ever since he was a kid, was to become a pilot.

Slide 26 - Open vraag

Check it!

Check ex. 3 + 4  Lesson 5 Unit 1

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide