3.3 Geld lenen kost geld!

Hoofdstuk 3

De bank en jouw geld

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3

De bank en jouw geld

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld !






3.3 Geld lenen kost geld!

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Uitleg 3.3 Geld lenen kost geld
  • Zelfstandig aan het werk.
  • Leerdoelen controleren

Slide 3 - Tekstslide

Geld lenen kost geld!

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen § 3.3
Na deze les kun je ...
  • de kosten van een lening berekent.
  • de redenen die je kunt hebben om geld te lenen aangeven
  • aangeven welke soorten leningen er zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Leenmotieven
Dit zijn redenen om te lenen. 

Onverwacht geldtekort
Tijdelijk geldtekort
Koop van een gebruiksgoed
Koop van een huis (hypotheek)

Slide 6 - Tekstslide

Kosten van een lening
Een lening bij de bank betaal je terug met een vast bedrag per maand:
  • Maandtermijn
  • Aflossing (terugbetalen van geleende geld)
  • Rente (vergoeding voor het gebruiken van het geld)

Slide 7 - Tekstslide

Kredietkosten bereken

Rente: vergoeding voor het lenen

Overige kosten: bijvoorbeeld voor het afsluiten van de lening


Formule:

Totale kosten = termijnbedrag x aantal maanden


Totale kosten - lening = kredietkosten



Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Gegevens:
  • Je leen een bedrag van  € 2000  en je betaald de lening in 36 maanden terug in maandelijkse termijnen van  € 65 .
  • Wat zijn nu  de kredietkosten??

  •  Kredietkosten = (36 x € 65) – 2000 = € 340

  • Oftewel:
  •    Je betaalde (36 x € 65)                 € 2340
  •   Je leende                                             € 2000 
  •   Kredietkosten                                    €2340 - €2000 = € 340


 Kredietkosten =(Aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

Slide 9 - Tekstslide

Kredietvormen
  • Consumptief krediet 
  • geldlening voor een duurzaam consumptiegoed (bijvoorbeeld auto, meubels, computer)
  • Persoonlijke lening   
  • aflossen in vooraf afgesproken termijnen
  • Doorlopend krediet  
  • betaal je ook in maandtermijnen terugmaar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen
  • Salariskrediet 
  • tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af
  • Koop op afbetaling
  • bij winkels en internetbedrijven, zij geven je dan de mogelijkheid je aankoop in termijnen af te betalen. Je krijgt krediet van de leverancier (verkoper). De kredietkosten zijn vaak hoog !!

Slide 10 - Tekstslide

Hyptoheek
Hypothecaire lening (of hypotheek): lening voor de aankoop van een huis.
Het huis dient als onderpand. Als je de rente en aflossing niet kunt betalen, mag de bank het onderpand verkopen.

Lage rente: vanwege het onderpand loopt de bank minder risico 
dan bij een lening zonder onderpand. Daarom is de rente lager 
dan bij een andere lening.

Lange looptijd: de looptijd van een hypotheek is vaak wel 30 jaar.

Slide 11 - Tekstslide

Samen oefenen!
Opgaven 29 op blz. 81

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 37
a, b & c

Slide 13 - Tekstslide

Opgave 38 a
blz. 83

Slide 14 - Tekstslide

Opgave 39 a
blz 83

Slide 15 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Ga aan de slag met het maken van de opdrachten.
Vergeet niet de gemaakte vragen na te kijken.
Suc6 met het maken van de opdrachten.

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen § 3.2 behaald?

  • Je weet welk belang de bank erbij heeft dat je spaart 
  • Je kunt de spaarmotieven aangeven
  • Je kunt berekenen wat sparen aan rente oplevert

Slide 17 - Tekstslide

Bereken de samengestelde rente. Er staat € 1.000 op de spaarrekening, met 2% rente. Wat is het saldo na 1 jaar en na 2 jaar? Hoeveel rente heb je dus na 2 jaar ontvangen?

Slide 18 - Open vraag