In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhalingsles basisstof 7
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Leerstof herhalen en tussendoor vragen beantwoorden
De leerdoelen staan in Magister bij de melding van de toets.
Slide 2 - Tekstslide
7. Zorg voor gezondheid
Slide 3 - Tekstslide
Zelfzorg
Jezelf dagelijks verzorgen om te voorkomen dat je ziek wordt
Letten op de signalen van je lichaam
Slide 4 - Tekstslide
Mantelzorg
Mensen uit je omgeving zorgen voor jou.
Jij zorgt voor mensen uit je omgeving
Je wordt er niet voor betaald
Slide 5 - Tekstslide
Professionele zorg
Mensen hebben ervoor geleerd
Mensen worden ervoor betaald
Slide 6 - Tekstslide
Wat betekenen de letters GGD?
A
gemengde gemeenschapsdienst
B
gemeentelijke gezondheidsdienst
C
gevaar voor gezondheid en doorgroei
D
groeiende gezondheidsdoorvoering
Slide 7 - Quizvraag
GGD (gemeentelijke gezondheidsdienst)
vaccinatie
voorlichting
zorgen voor gezonde leefomgeving
Slide 8 - Tekstslide
zelfzorg
mantelzorg
professionele zorg
Slide 9 - Sleepvraag
zelfzorg
mantelzorg
professionele zorg
Slide 10 - Sleepvraag
Huisarts
Gesprek
Onderzoek
Diagnose
Behandelplan
Prognose
Slide 11 - Tekstslide
De huisarts mag niet aan anderen vertellen wat jij hem verteld hebt. Hoe heet dat?
Slide 12 - Open vraag
Deze 4 horen bij de taken van de doktersassistent
Slide 13 - Sleepvraag
Wat is een dipstick?
A
Een buisje waarmee urine opgevangen kan worden.
B
Een buisje waarmee bloed kan worden onderzocht.
C
Een strip waarop chemische stoffen zijn aangebracht.
D
Een strip waarop verschillende kleuren zijn aangebracht.
Slide 14 - Quizvraag
Bloedonderzoek
Urineonderzoek
Bloedonderzoek = bloed afnemen met een holle naald
Urineonderzoek = urine onderzoeken met dipstick
Slide 15 - Tekstslide
Waar wordt het bloed onderzocht?
A
Bij de huisarts
B
Bij de prikpost
C
Bij de apotheek
D
In het laboratorium
Slide 16 - Quizvraag
Ziekenhuis
Je gaat naar een specialist
Er is speciale apparatuur
Specialisten werken samen
Slide 17 - Tekstslide
Operatie
Je wordt onder narcose gebracht.
De operatiekamer is steriel.
Ook de instrumenten en de mensen die er werken zijn steriel.
Slide 18 - Tekstslide
Wat betekent het woord steriel?
A
alle materialen liggen klaar
B
er is geen stof in de operatiekamer
C
de dokter is goed uitgeslapen
D
er zijn geen bacteriën
Slide 19 - Quizvraag
De anesthesist
Brengt je onder narcose
Controleert je de hele operatie (ademhaling, hart, ...)
Checkt of het wakker worden goed gaat.
Slide 20 - Tekstslide
Wat is een narcose?
A
De naald van het infuus
B
Een buisje met chemische stoffen zitten.
C
Een verdoving
D
De dokter die je in slaap brengt
Slide 21 - Quizvraag
Röntgen-
onderzoek
Werkt met röntgenstralen.
Zacht weefsel laat veel stralen door (donker op foto)
Botweefsel en metaal laten bijna geen stralen door (licht op foto)
Slide 22 - Tekstslide
Waarom gaat de persoon die de röntgenfoto maakt achter een scherm staan wanneer de foto gemaakt wordt?
A
anders staat die ook op de foto
B
om de patiënt niet af te leiden
C
elke dag röntgenstralen krijgen is erg schadelijk
D
om niet in de weg te staan voor de collega
Slide 23 - Quizvraag
Echografie
Werkt met geluid
Het geluid komt uit een transducer
Bot kaatst veel geluid terug = zwart op beeldscherm
Weefsel laat veel geluid door = licht op beeldscherm
Men gebruikt gel voor een scherp beeld (er zit dan geen laagje lucht tussen de transducer en het lichaamsdeel)
Slide 24 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor 'echografie'?
Slide 25 - Open vraag
Wat zit er in een transducer?
A
zender en ontvanger
B
röntgenbuis met röntgenstralen
C
microfoon en luidspreker
D
gel die je eruit kunt duwen
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een echogram?
A
Een filmpje van de echografie
B
De persoon die de echografie doet
C
Nog een ander woord voor echografie
D
Afbeelding gemaakt tijdens de echografie
Slide 27 - Quizvraag
Geneesmiddelen
Met recept van de arts: kopen bij apotheek Zonder recept van de arts: kopen bij: - apotheek - drogist - supermarkt - online Lees altijd goed de bijsluiter
Slide 28 - Tekstslide
Geef een ander woord voor geneesmiddel.
Slide 29 - Open vraag
Wat staat er allemaal op de bijsluiter?
Slide 30 - Woordweb
Slide 31 - Tekstslide
Hoeveel betaal je voor je zorgverzekering wanneer je 16 jaar bent?
A
50 euro
B
100 euro
C
niets, want je zit in het pakket van je ouders.
D
niets, want de regering betaalt alles.
Slide 32 - Quizvraag
Hoe heet de minimale verzekering die iedereen moet hebben?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.