Quiz interpunctie
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke zin is correct?
A
We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk.
B
We hebben een mooie zomer gehad: Vooral augustus was heerlijk.
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Dubbele punt of punt komma?
A
De quizmaster riep; 'En. Pierre, wat hebben ze gewonnen?'
B
De quizmaster riep: 'En. Pierre, wat hebben ze gewonnen?'
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Kies het goede antwoord.
A
Anna komt wat later; ze reist met de trein.
B
Anna komt wat later: ze reist met de trein.
C
Anna komt wat later: Ze reist met de trein.
D
Anna komt wat later ; Ze reist met de trein.
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Vraag teken of geen vraag teken?
A
Waar staat de zout?
B
Waar staat de zout.
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Vraag teken of geen vraag teken?
A
Waar ga je heen.
B
Waar ga je heen?
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: "ik ben cool"
B
Hij zei: Ik ben cool.
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Waar staan de punten en komma goed?
A
Ja, dank u. Het was heel lekker.
B
Ja. dank u, het was heel lekker.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Punt of komma?
A
Het bedrag is 40.000 Euro.
B
Het bedrag is 40,000 Euro.
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Waar staat de komma goed?
A
Het is mooi weer omdat, de zon schijnt.
B
Het is mooi weer, omdat de zon schijnt.
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Bij welke zin staan de komma's goed?
A
Ik ging naar de supermarkt en ik kocht: 1 banaan, 2 peren en drie tomaten.
B
Ik ging naar de supermarkt en ik kocht: 1 banaan, 2 peren, en drie tomaten
