les 4

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Les 4

Jij bent sneller dan ik

Jij bent sneller als ik

Groter

1. dan
2. als

Koen is even lang als/ dan Ivo.

1. als
2. dan

Casper is langer dan/ als Saar

1. dan
2. als

Evi heeft dezelfde schoenen dan/ als Isa

1. dan
2. als

Hij weet gewoon meer als/ dan ik.

1. als
2. dan

Ben jij groter als/dan mij?

1. als
2. dan

3b zin 5

Hij is groter ... Peter, maar even groot ... Hans.

1. als -als
2. dan - dan
3. als -dan
4. dan - als

Minder leuk

1. dan
2. als

Zij zijn dommer als/ dan wij/ons.

1. Als ons
2. Als wij
3. Dan ons
4. Dan wij

Ik ben bijna net zo goed als/ dan jij/jou

1. als jij
2. als jou
3. dan jij
4. dan jou

Bedenk eens een beter antwoord als/ dan hem/ hij.

1. als, hem
2. dan, hem
3. als, hij
4. dan, hij

Krijgt hij een hoger punt als/dan ik/mij

1. Als ik
2. Dan ik
3. Als mij
4. Dan mij

Volgens mij speelde Pieter net zo goed als/dan jij/jou

1. Als jij
2. Dan jij
3. Als jou
4. Dan jou

Aan de slag

Verwerken taal thema 6 week 1 les 4