4v H2 par 3 bespreken opdrachten

Een warme zeestroom loopt altijd van zuid naar noord
A
goed
B
fout
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een warme zeestroom loopt altijd van zuid naar noord
A
goed
B
fout

Slide 1 - Quizvraag

Een koude zeestroom zorgt voor droge klimaten aan de kust
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quizvraag

De thermohaliene circulatie en diepwaterpomp worden aangedreven door de wind
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quizvraag

De thermohaliene circulatie en de zeestromen vormen samen de oceanische circulatie
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Hoe ontstaan zeestromen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een koude en een warme zeestroom

Slide 6 - Open vraag

2 aandrijvende factoren thermohaliene circulatie
Verschillen in het zeewater qua temperatuur en zoutgehalte. Zout en koud water is zwaarder en  zakt in de noordelijke en zuidelijke Atlantische Oceaan naar de diepte: de diepwaterpomp

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 4
a De Kerguelen liggen midden in de koude Westenwinddrift rondom Antarctica, terwijl Parijs warmte  
 krijgt van de warme Golfstroom. 
b Europa heeft een zeeklimaat, oostelijk Noord-Amerika en Siberië een landklimaat. 
c Er ligt een gebergte (oorzaak) dat de invloed van de zee tegenhoudt (gevolg). 
d De koude Humboldtstroom zorgt ervoor dat de lucht erboven koud is en weinig vocht vasthoudt (oorzaak). Als de koude en droge lucht boven land opwarmt, kan die meer vocht vasthouden, maar water om te verdampen is er nauwelijks meer. De lucht voelt droog aan, het regent nauwelijks en je  vindt er woestijnen (gevolg). 
e De Canarische stroom stroomt van hoge naar lage breedte, dus van koud naar warm en is dus in het gebied waar het naar toestroomt relatief koud. De Golfstroom daarentegen stroomt van lage naar hoge breedte en is dus altijd relatief warm. 

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 5
a De Golfstroom en de thermohaliene circulatie hebben hier dezelfde richting. Ze voeren beide warm  water aan richting Europa. 
b Het zoete water van de ijskap zorgt ervoor dat het zoutgehalte van de noordelijke Atlantische  
 Oceaan daalt (oorzaak). Daardoor raakt de diepwaterpomp verstoort en vertraagt de  
 thermohaliene circulatie (gevolg). 
c Door het vertragen van de thermohaliene circulatie koelt Groenland af (oorzaak). Er zou zich dus weer een nieuwe ijskap kunnen vormen (gevolg), maar waarschijnlijk duurt dat erg lang, omdat een koude zee ook voor minder vocht voor sneeuwval zorgt. In de tussentijd kan de thermohaliene  circulatie herstellen. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdvraag 2.3
a De oceanische circulatie bestaat uit zeestromen en de thermohaliene circulatie. Zeestromen  
 worden aangedreven door de wind. De thermohaliene circulatie wordt aangedreven door  
 verschillen in temperatuur en zoutgehalte van het zeewater. Koud en zout water zinkt, waardoor   water de hele wereld wordt rondgepompt. 
b Een gebied met een warme zeestroom kent een mild en regenachtig zeeklimaat, terwijl een gebied  
 met een koude zeestroom een extremer en droger land- of steppeklimaat kent. 
c Er ligt daar het Andesgebergte, dat zeelucht tegenhoudt. Op kleine afstand landinwaarts heerst  hierdoor een koeler en meer continentaal klimaat. 

Slide 10 - Tekstslide