2 vwo H5 Spelling aanhalingstekens, hoofdletters

2 vwo H5 Spelling - les 1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2 vwo H5 Spelling - les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Ik kan hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande zinnen. Wat is het verschil tussen beide zinnen?
a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.
A
Er is geen verschil.
B
Er is een verschil in betekenis.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

namen
Tussenvoegsels zoals de of van krijgen een kleine letter als er voorletters, een voornaam of de achternaam van de partner voor staan: 
B. de Vries, Gert van der Laan, Caro Blok-de Lint,                
de heer Van Veen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

namen
Aardrijkskundige namen       (Enschede/Amerika/ New Yorker)
talen/ dialecten                          (Frans / Fries)
bevolkingsgroepen                  (Eskimo / Vikingen)
officiële feestdagen                (Pasen/ Hemelvaart
historische gebeurtenissen ( de Tweede Wereldoorlog)



                                                 



 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kleine letter!
Maar namen van dagen, maanden, windstreken, jaargetijden, tijdperken en religieuze stromingen schrijf je met een kleine letter.


 zaterdag, december, noord, noordoost en winter, middeleeuwen, renaissance en romantiek.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leestekens

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanhalingstekens- directe reden
uitspraak; 

Ik zei: 'Ik hou niet van appeltaart.'  
 
'Ik hou niet van appeltaart', zei ik.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanhalingstekens- titels


Voor vragen over spelling kijk ik altijd in 'Schrijfwijzer' van Renkema. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanhalingstekens- extra nadruk
Je legt ergens extra nadruk op. 

We maken onderscheid tussen 'grammatica woordsoorten' en 'grammatica zinsdelen'.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanhalingstekens- zogenaamd
Je bedoelt eigenlijk het tegenovergestelde.

Die inbreker werd 'liefdevol' in de kraag gevat. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin.
  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. 
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:  

  • bij samenstellingen met religieuze feesten:
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan:
  • bij windstreken;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelwijze?
A
het zuiden
B
het Zuiden

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelwijze?
A
Noord-Holland
B
noord-Holland
C
Noord-holland
D
noord-holland

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).

Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten:  
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:  

directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens in citaat

Iets zeggen kan op verschillende manieren. Je kunt roepen, fluisteren, vragen, etc. De juiste leestekens aan het einde van het citaat komen binnen de aanhalingstekens.


Bijvoorbeeld

Selma zei: "Ik vond die film erg goed.."

"Ik weet niet of ik dat durf!!", gilde Sharon.




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Sara zei:" Ik heb een super
meivakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thomas zei "Daar heb ik geen zin in."
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

De dubbele punt mist. 
"Ik vind het niet leuk!", riep Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter onderstaande zin.
Gaan jullie vanavond bowlen? vroeg Anne aan haar vriend.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies