In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Vorige les?
Slide 1 - Woordweb
Terugkoppeling
Wanneer spreken we van schaarste in economische zin?
Benoem de vier productiefactoren
Wat is te zien op een budgetlijn?
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerkbespreking
Opdracht 1 t/m 5 van hoofdstuk 1
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Bij een verandering van het budget verandert de helling van de budgetlijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een budgetlijn geeft de grens aan van wat je van 2 dingen kunt consumeren als je al je geld (of tijd) uitgeeft. Waar staan de combinaties van hoeveelheden van de 2 dingen die je niet kunt consumeren omdat je er te weinig geld/tijd voor hebt?
A
Links/Onder
de Budgetlijn
B
Rechts/Boven
de Budgetlijn
Slide 12 - Quizvraag
In welke richting verschuift deze budgetlijn als het budget groter wordt?
Slide 13 - Open vraag
Wat kan een oorzaak zijn
van de verandering van de
budgetlijn (van I naar II)?
Gebruik de bron
Slide 14 - Open vraag
Nick krijgt wekelijk €12 aan zakgeld. Hij geeft dit uit aan kaasbroodjes €0,60 en rollen koekjes €0,80. Stel de formule en de budgetlijn op.
Slide 15 - Open vraag
Leerdoelen
Een kandidaat kan in contexten: het onderscheid tussen productie en consumptie verklaren en de functie van ruil hierin beschrijven
Een kandidaat kan in contexten: aantonen dat bij ruil wederzijds voordeel ontstaat
Slide 16 - Tekstslide
Leerdoelen
Een kandidaat kan in contexten: met behulp van transactiekosten verklaren waarom bedrijven bestaan of waarom bedrijven zich splitsen
Een kandidaat kan in contexten: de samenhang ontdekken tussen eigendomsrechten en transactiekosten.
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Een kandidaat kan in contexten: onderzoeken of jongeren meer budgettaire problemen hebben dan ouderen.