Elsschot heeft zelf gezegd
wat hij in Kaas heeft willen uitbeelden, namelijk ‘de pijnlijke gemoedstoestand, de tragiek van een man die door de omstandigheden gedwongen wordt een vak uit te oefenen dat helemaal in strijd is met zijn karakter, zijn aanleg, zijn temperament’. (Geciteerd in Van Delden, 1983, p. 19.)