Modalverben

Modalverben - Frau van Rijssen

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Modalverben - Frau van Rijssen

Slide 1 - Tekstslide

Grammatik Kapitel 8 
Ihr könnt am ende dieser Stunde  Modalverben im Präsens konjugieren. =
Jullie kunnen aan het einde van deze les deze werkwoorden (kunnen, mogen, moeten 2x, weten, willen, lusten)  vervoegen.

Slide 2 - Tekstslide

Weißt du es noch?

Guck jetzt 5 Minuten auf Seite 99 und 100

Slide 3 - Tekstslide

Modalverben
Sehe den Film an über die Modalverben.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."

Slide 6 - Open vraag

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Zij mogen geen snoep eten."

Slide 7 - Open vraag

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 8 - Tekstslide

Lisa mag einen Apfel.

Slide 9 - Tekstslide

Der Hund darf hier reingehen.

Slide 10 - Tekstslide

Möchten Sie etwas essen?

Slide 11 - Tekstslide

Paul will zu Lisa gehen.

Slide 12 - Tekstslide

Die Schüler wissen die Antwort.

Slide 13 - Tekstslide

Pia muss dringend zur Toilette.

Slide 14 - Tekstslide

"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 15 - Tekstslide

Als het goed is, heb je 'müssen' en 'sollen' beide als 'moeten' vertaald. Maar wat is het verschil? 

Kijk nu nog eens goed naar de twee plaatjes... 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat denk jij: Wat is het verschil in betekenis tussen 'müssen' en 'sollen'?

Slide 18 - Open vraag

Jetzt du!
Übung macht den Meister.

(oefening baart kunst)

Slide 19 - Tekstslide

Ich (können) ……………. dir helfen.

Slide 20 - Open vraag

Er(wissen, tt) …….. noch nicht so viel.

Slide 21 - Open vraag

Wir (wollen) ……… dich nicht stören.

Slide 22 - Open vraag

Du (dürfen, tt) ……… heute früher nach Hause gehen.

Slide 23 - Open vraag

Er (müssen) …….. zeitig aufstehen.

Slide 24 - Open vraag

Ihr (können) …… es nicht sehen.

Slide 25 - Open vraag

Er (wollen, tt) ……. nachher einkaufen gehen.

Slide 26 - Open vraag

Ich (dürfen) ……. es euch nicht sagen.

Slide 27 - Open vraag

Du (sollen) …….. den Abwasch machen.

Slide 28 - Open vraag

Ihr (sollen) ……... eure Hausaufgaben machen.

Slide 29 - Open vraag

Snap jij nu hoe je deze werkwoorden moet vervoegen? Waarom wel of niet?

Slide 30 - Open vraag

Evaluatie
Wat ging deze les goed?

Slide 31 - Open vraag

Is er nog iets wat je niet snapt over deze werkwoorden?

Slide 32 - Open vraag

Evaluatie:
Vertel wat je van deze les vond. Wat was makkelijk, wat moeilijk? Heb je iets gemist?

Slide 33 - Open vraag

Nog meer oefenen kijk dan op....

Slide 34 - Tekstslide

Das war es!

Ihr habt es super gemacht!


Slide 35 - Tekstslide