In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek.
Slide 2 - Tekstslide
Moeilijke woorden
Als je in een tekst moeilijke woorden tegenkomt, kun je in de tekst naar de betekenis zoeken.
Hiervoor heb je 5 manieren geleerd.
Slide 3 - Tekstslide
5 woordraadstrategieën
- een synoniem zoeken in de tekst, wat hetzelfde betekent en uitleg geeft over het moeilijke woord.
- een omschrijving van de betekenis van het moeilijke woord zoeken in de tekst.
- een voorbeeld van het moeilijke woord in de tekst zoeken.
Slide 4 - Tekstslide
5 woordraadstrategieën
- een tegenstelling van het moeilijke woord in de tekst zoeken.
- een bekend woorddeel van het moeilijke woord in het woord zelf vinden.
Wanneer je de betekenis niet in de tekst vindt, gebruik je een woordenboek.
Slide 5 - Tekstslide
Een woordenboek gebruiken
Om een woordenboek goed en snel te raadplegen, moet je bepaalde regels kennen.
Hier volgen alle regels:
Slide 6 - Tekstslide
woorden opzoeken
Het woord wat we opzoeken in een woordenboek noemen we een GRONDWOORD.
Slide 7 - Tekstslide
werkwoorden opzoeken
Allerlei vormen van een werkwoord zoek je op via het HELE WERKWOORD. Dus:
loop, loopt, liep, liepen, gelopen --> bij LOPEN opzoeken
geef, gaf, gaven, gegeven --> bij GEVEN opzoeken
schaf aan, schaft aan, aangeschaft --> bij AANSCHAFFEN opzoeken
Slide 8 - Tekstslide
zelfstandig naamwoorden opzoeken
Zelfstandig naamwoorden zoeken we op via het ENKELVOUD:
- tafels, tafeltjes --> TAFEL
- certificaten --> CERTIFICAAT
Slide 9 - Tekstslide
bijvoeglijk naamwoorden opzoeken
Bijvoeglijk naamwoorden zoeken we op met de korte vorm van het woord.
commerciële --> commercieel
dynamische --> dynamisch
acute --> acuut
Slide 10 - Tekstslide
samengestelde woorden opzoeken
Samengestelde woorden zoek je op via een deel van de samenstelling.
gezondheidsrisico's --> op gezondheid en/of risico
Het laatste woord in een samenstelling zegt iets over het eerste woord, dus het advies is om het laatste woord op te zoeken.
Slide 11 - Tekstslide
de omschrijving in het woordenboek
In het woordenboek:
- staan bij een woord vaak meerdere betekenissen. Deze worden opgesomd met nummers. Je moet de betekenis kiezen die bij jouw zin/tekst past.
- staat bij een zelfstandig naamwoord het lidwoord genoteerd.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wist je dat....
...aan de zijkant van een woordenboek vaak blokjes in kleurtjes te vinden zijn. Deze geven elke letter van het alfabet in het woordenboek aan.
Het 1e gekeurde blokje staat voor alle pagina's met woorden met een A.
Het 2e gekleurde blokje staat voor alle pagina's met woorden met een B,
Slide 14 - Tekstslide
volgordes in een woordenboek
1) Een woord zoek je op via de 1e letter (bijv. A)
2) Omdat er natuurlijk veel woorden met een letter A beginnen, moet je ook kijken naar de 2e letter (bijv. AU)
3) Soms is het ook nodig om daarbij ook de 3e en 4e letter te zoeken (bijv. AUTO....)
Slide 15 - Tekstslide
bijvoorbeeld
AANKOOP komt voor APPEL, maar AUTOMAAT vind je na appel.
Slide 16 - Tekstslide
Voordat we in een woordenboek een lastig woord zoeken, kunnen we de betekenis eerst zoeken in de tekst of het woord zelf. Noem de 5 woordraadstrategieën.
Slide 17 - Open vraag
Wanneer de betekenis van het moeilijke woord niet duidelijk wordt met de 5 woordraad strategieën kun je....
Slide 18 - Open vraag
Als je een woord niet kent, kun je het woordenboek ______.
A
ophef
B
lanceren
C
raadplegen
D
misleiden
Slide 19 - Quizvraag
Hoe zoek je werkwoorden op in het woordenboek? Via....
A
de stam
B
het hele werkwoord
C
het voltooid deelwoord
Slide 20 - Quizvraag
Hoe zoek je een zelfstandig naamwoord op in het woordenboek? Via....
A
het enkelvoud
B
via meervoud
C
via de kortste vorm
D
via het hele werkwoord
Slide 21 - Quizvraag
Hoe zoek je een werkwoord op in het woordenboek? Via....
A
het enkelvoud
B
via meervoud
C
via de kortste vorm
D
via het hele werkwoord
Slide 22 - Quizvraag
Hoe zoek je een bijvoeglijk naamwoord op in het woordenboek? Via....
A
het enkelvoud
B
via meervoud
C
via de kortste vorm
Slide 23 - Quizvraag
Hoe zoek je een samengesteld woord op in het woordenboek? Via....
A
het eerste of het laatste woord
B
het liefst via het 1e woord
C
het liefst via het laatste woord
Slide 24 - Quizvraag
Hoe zoek je 'directeuren' op in het woordenboek?
A
baas
B
directeur
C
directie
D
directrice
Slide 25 - Quizvraag
Hoe zoek je 'sportieve' op in het woordenboek?
A
sport
B
voetbal
C
sportief
D
sportiefe
Slide 26 - Quizvraag
Hoe zoek je 'aangeschaft' op in het woordenboek?
A
aanschaffen
B
schaft aan
C
aanschaf
D
aanschaven
Slide 27 - Quizvraag
De meeste samengestelde woorden staan niet in het woordenboek.
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quizvraag
In een woordenboek is de eerste betekenis van een woord de goede.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Welk woord staat het eerst in een woordenboek?
A
waterfiets
B
waterhoos
C
waterkracht
Slide 30 - Quizvraag
Welk woord staat het eerst in een woordenboek?
A
doorgaans
B
degelijk
C
dwarsdoorsnede
Slide 31 - Quizvraag
Welk woord staat het eerst in een woordenboek?
A
eigenaar
B
effen
C
eerlijk
D
ezel
Slide 32 - Quizvraag
Bij welk grondwoord zoek je iets op in het woordenboek?
bevond
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden
Slide 33 - Quizvraag
Welk woord staat het eerst in een woordenboek?
A
bergplaats
B
politiek
C
zender
Slide 34 - Quizvraag
In een woordenboek zoek je een woord bij het meervoud van het woord.
A
waar
B
niet waar
Slide 35 - Quizvraag
In welke volgorde staan woorden in een woordenboek?
Slide 36 - Open vraag
Wat is het grondwoord van: gegeven
Slide 37 - Open vraag
Wat is het grondwoord van... computertjes
Slide 38 - Open vraag
Wat is het grondwoord van 'gekookt'?
Slide 39 - Open vraag
Wat is het grondwoord van: gezellige
Slide 40 - Open vraag
Wat is het grondwoord van: onmenselijk
Slide 41 - Open vraag
Wat is het grondwoord van... gefeliciteerd
Slide 42 - Open vraag
Wat is het grondwoord van: tafeltje
Slide 43 - Open vraag
Wat is het grondwoord van: oma's
Slide 44 - Open vraag
Wat is het grondwoord van: vrolijkste
Slide 45 - Open vraag
Wat is het grondwoord van... betaalbare
Slide 46 - Open vraag
Wat kun je in een woordenboek vinden?
A
de betekenis(sen) van een woord
B
de meervoudsvorm van een woord
C
spreekwoorden
D
Zowel antwoord A, B als C
Slide 47 - Quizvraag
Maken in het lesboek
Blz. 154-157
Maak eerst de startopdracht. Dit mag in tweetallen, maar kan ook alleen gemaakt worden.
Maak daarna opdracht 1-2-3-4-5-6-7
Slide 48 - Tekstslide
Leren voor de toets
- Je kan de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek. Je weet daarbij ook de juiste betekenis te kiezen, passend bij de zin/tekst.
- Je weet wat een grondwoord is.
Slide 49 - Tekstslide
Leren voor de toets
- Je weet hoe je een grondwoord kan opzoeken:
* via het hele werkwoord
* via het enkelvoud van een zelfstandig naamwoord
* via de korte vorm van een bijvoeglijk naamwoord
* met beide losse woorden van een samengesteld woord.
Slide 50 - Tekstslide
Leren voor de toets
- Je weet dat de samenstelling van een samengestelde woord vrijwel niet te vinden is in een woordenboek.
- Je weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf. De woordenlijst H6 wordt in een apart LessonUp behandeld.