Nederlands - Talent - 3 vmbo-gt - 3.2 Lezen - Leestaak blz. 110

Nederlands - Talent - 3 vmbo-gt

3.2 Leestaak   blz. 110
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Talent - 3 vmbo-gt

3.2 Leestaak   blz. 110

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Wat ik heb geleerd bij de kennisvragen Lezen, kan ik toepassen bij een leestaak.
  • Ik kan vragen bij een tekst goed beantwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen: schriftelijk antwoord geven

Fictie: open vraag

  • Ik geef antwoord in een zin.
  • Ik zet een hoofdletter aan het begin van een zin en namen.
  • Ik gebruik punten, komma's en andere leestekens correct.
  • Mening geven: 

        -  Ik vind ......, omdat  ......

        -   Ja/Nee, omdat .......

        -    Ik ben het ermee eens/oneens, omdat ..........


Slide 3 - Tekstslide

Om je te helpen
  • Je krijgt meestal eerst een kennisvraag (kennisvragen Lezen).
  • Daarna volgt een vraag daarover die hoort bij een tekst.


Zo leer je kennis over Lezen toe te passen. Dat moet je straks ook doen bij het (school)examen lezen.

Slide 4 - Tekstslide

Kennisvraag
Je gaat straks tekst 6 op blz. 110 lezen. Met welke manier van lezen start je altijd bij het lezen van een tekst?

Slide 5 - Open vraag

Samen lezen

tekst 6: 'Dierenarts, kom eens op voor het dierenwelzijn.'


blz.  110

Slide 6 - Tekstslide

22a. Verbaast de titel van tekst 6 je? Waarom wel/niet?

Slide 7 - Open vraag

Kennisvraag
Welke vier tekstdoelen zijn er?

Slide 8 - Open vraag

22b. Wat is het doel van tekst 6, als je afgaat op de titel en de inleiding?

Slide 9 - Open vraag

Kennisvraag
Welke functies kan een inleiding hebben?

Slide 10 - Open vraag

22c. Wat is de belangrijkste functie van de inleiding van tekst 6?

Slide 11 - Open vraag

Kennisvraag
Hoe is een tekst opgebouwd bij een driedeling?

Slide 12 - Open vraag

22d1. Hoe is de indeling van tekst 6?

Slide 13 - Open vraag

22d2. Tekst 6. Zet op een rij: welke alinea's horen bij de inleiding, de kern en het slot?

Slide 14 - Open vraag

Kennisvraag
Wat is de bron van een tekst en waar vind je die?

Slide 15 - Open vraag

22e. Wat weet je over de bron van tekst 6?

Slide 16 - Open vraag

Kennisvraag
Welke functies kan een inleiding hebben?

Slide 17 - Open vraag

23a. Welke functie heeft de inleiding van tekst 6 nog meer.

Slide 18 - Open vraag

Kennisvraag
Waaraan herken je de mening van de schrijver in een tekst?

Slide 19 - Open vraag

23b. Formuleer (omschrijf) met eigen woorden de mening van de schrijver van tekst 6.

Slide 20 - Open vraag

23c. Formuleer (omschrijf) met eigen woorden de mening van de schrijver van tekst 6.

Slide 21 - Open vraag

23d. Tekst 6. Welk kopje geeft het best de inhoud van alinea 2 en 3 weer?
A
Dierenleed tijdens de studie.
B
Herinneringen uit de studietijd aan dierenleed.
C
Voorbeelden van dierenleed.

Slide 22 - Quizvraag

Kennisvraag
Er zijn hoofdzaken (onderwerp, aanleiding voor tekst, kernzinnen, conclusie) en bijzaken (toelichting). Welke zaken horen in een samenvatting?

Slide 23 - Open vraag

23e. Tekst 6. Moet je de inhoud van alinea 2 en 3 in een samenvatting verwerken? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open vraag

Kennisvraag
Hoe moet je iets citeren?

Slide 25 - Open vraag

Kennisvraag
Wat is een argument?

Slide 26 - Open vraag

23f. Tekst 6. Citeer de zin die het best het argument (reden) uit alinea 4 weergeeft.

Slide 27 - Open vraag

23g. Tekst 6. Zeg in eigen woorden wat 'de verwachte reactie' inhoudt.

Slide 28 - Open vraag

Kennisvraag
Welke functies kan een slot hebben?

Slide 29 - Open vraag

23h. Tekst 6. Bevat het slot nieuwe informatie?

Slide 30 - Open vraag

23i. Wat is de functie van het slot van tekst 6?

Slide 31 - Open vraag

25a. Leg uit dat de titel niet helemaal bij de inhoud past.

Slide 32 - Open vraag

Kennisvraag
Wat is subjectieve informatie?

Slide 33 - Open vraag

25b. Alinea 2-4 bevat vooral veel subjectieve informatie. Wat maakt dat deze informatie geloofwaardig overkomt?

Slide 34 - Open vraag

25c. Welke mening leid je af uit: 'Zo worden de toekomstige dierenartsen klaargestoomd (r. 28) ?

Slide 35 - Open vraag

25d. Welk verband is er tussen alinea 3 en alinea 4?

Slide 36 - Open vraag

25e. Welke vergelijking vind je in alinea 4?

Slide 37 - Open vraag

25f. Waarom maakt de schrijver deze vergelijking?

Slide 38 - Open vraag

25g. In alinea 4 staan twee vragen. Welke mening drukt de schrijfster hiermee uit?

Slide 39 - Open vraag

Woordenschat.
Leid zoveel mogelijk de betekenis af uit tekst 6.
a. 'zich scharen achter (r.1)

Slide 40 - Open vraag

Woordenschat.
Leid zoveel mogelijk de betekenis af uit tekst 6.
b. motie (r. 6)

Slide 41 - Open vraag

Woordenschat.
Leid zoveel mogelijk de betekenis af uit tekst 6.
c. geschaad (r. 12)

Slide 42 - Open vraag

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 43 - Tekstslide