vragen

Wat is het verschil tussen een bacterie en een virus?
1 / 10
volgende
Slide 1: Open vraag

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil tussen een bacterie en een virus?

Slide 1 - Open vraag

Noem een aantal manieren of wegen hoe ziekteverwekkers in ons lichaam kunnen komen.

Slide 2 - Open vraag

Er kunnen veel stoffen in ons lichaam terecht komen die daar niet thuishoren.
We worden hier gelukkig niet zomaar ziek van.
Hoe noemen we de stoffen die niet in ons lichaam thuishoren.
A
ziekmakende stoffen
B
Ziekteverwekkers
C
Lichaamsvreemde stoffen
D
Antigenen

Slide 3 - Quizvraag

Je witte bloedcellen willen wanneer je bijvoorbeeld besmet ben met corona deze ziekteverwekker zo snel mogelijk uitschakelen.
Ze kunnen de cellen van het virus herkennen door bepaalde eiwitten op de rand. Hoe noemen we die eiwitten?
A
Antistoffen
B
Antigenen

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer je immuun bent voor het coronavirus maakt je lichaam de eerst volgende keer, wanneer het virus je lichaam binnendringt, meteen heel veel antistoffen om het virus uit te schakelen.
zullen je witte bloedcellen dit ook doen als er een mutant van het virus met andere antigenen je lichaam binnendringt?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Een witte bloedcel (vreetcel) lijkt geen onderscheid te maken tussen verschillende bacteriën.
Tot welke vorm van afweer zal deze cel behoren?
A
Algemene
B
Specifieke

Slide 6 - Quizvraag

In het coronavaccin zitten verzwakte ziekte-
verwekkers. Hoe noemen we de immuniteit
die je krijgt na te worden ingeënt door een
vaccin?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
kunstmatige passieve immuniteit
C
kunstmatige actieve immuniteit
D
Natuurlijke passieve immuniteit

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een antigen?
A
Een eiwit dat het lichaam gebruikt voor bescherming tegen ziekteverwekkers
B
een lichaamsvreemd eiwit dat een afweerreactie oproept
C
Een binnengedrongen bacterie of virus
D
een lichaamscel die wordt aangevallen door een binnegedrongen micro-organisme

Slide 8 - Quizvraag

Je bent als kind gevaccineerd met BMR vaccin (Bof, mazelen, rode hond) Wat zat er in het vaccin
A
1 antigen
B
1 antistof
C
3 antigenen
D
3 antistoffen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is serum
A
spuit die zeer doet
B
spuit met antgenen
C
spuit met antistoffen

Slide 10 - Quizvraag