Reisen/Unterwegs

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Ferien

Reisen/Unterwegs

Lesdoel

Je kent de werkwoorden  müssen / sollen 

Je weet hoe je deze werkwoorden moet vervoegen

Wat betekent het werkwoord
sollen?

1. moeten
2. mogen
3. zullen

Wat betekent het werkwoord
müssen

1. hoeven
2. willen
3. moeten

In der Schule ___ man gut aufpassen.

1. noodzaak
2. wil van een ander

In der Schule ___ man gut aufpassen.

Ihr ___ nicht so viel simsen.

1. noodzaak
2. wil van een ander

Ihr ___ nicht so viel simsen.

Du ___ mir helfen, ich kann es nicht alleine.

1. noodzaak
2. wil van een ander

Du ___ mir helfen, ich kann es nicht alleine.

Wo sind doch die Toiletten?
Ich ___ mal.

1. noodzaak
2. wil van een ander

Wo sind doch die Toiletten?
Ich ___ mal.

Was ist der Unterschied (het verschil) zwischen "müssen" und "sollen"?

Das spiel "Du sollst ...   !"

einkaufen gehen

das Geld zählen

Kuchen backen

dein Zimmer aufräumen

zum Zahnarzt gehen

In der Küche helfen

schlafen gehen

den Müll wegtragen

 Fenster putzen

Hausaufgaben machen

zur Schule gehen

zuhören

optie 1.

Ik begrijp het maar kan wel wat extra oefening gebruiken:

maak opdracht:

12 + 13

(Seite 144 - 145)

optie 2.

Ik begrijp het heel goed en kan een uitdagende opdracht aan:

Maak opdracht:

2 + 3 + 4 

(Seite 168 -169)

Jetzt seid ihr dran:

www.zdf.de

Vielen Dank! Auf Wiedersehen!