Verzekeringen §4.1 Deel l en deel ll

verzekeringen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

verzekeringen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vaak is het scherm van je mobiele telefoon stuk gegaan?
A
Ik kan het niet meer bijhouden. Een heel scherm? wat is dat?
B
tussen de 1 en de 5 keer
C
meer dan 5 keer
D
Nog nooit, ik ben altijd heel voorzichtig

Slide 3 - Quizvraag

Opdracht voor de volgende keer....

Ga na welke verzekeringen er zijn afgesloten bij jou thuis.

Onderzoek ook waar ze voor zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel verzekeringen zijn er bij jou thuis afgesloten?
A
0-5
B
11-15
C
6-10
D
meer dan 15

Slide 5 - Quizvraag


Nederlanders zijn wereldkampioen in verzekeren. BNR-columnist Paul Laseur zei: "We doen het zo graag, verzekeren, ons land is wereldkampioen. Een gemiddelde Nederlander besteedt meer dan 4 procent van zijn inkomen aan verzekeringen. Wij Nederlanders hebben gemiddeld acht verschillende polissen, dit is meer dan in welk land ook.

In een krantenbericht uit het Financiële Dagblad stond dat de gemiddelde Nederlander ongeveer 4,2 procent van zijn inkomen uitgaf aan verzekeringen. Nederland staat daarmee op nummer één binnen de EU. Maar omdat de zorgpremie vaak via de belastingen worden betaald, laten we deze weg. Hierdoor staat Nederland op een tiende plaats.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is nu precies een verzekering?
Wat is nu precies een verzekering?

Als je een verzekering afsluit neemt een verzekeringsmaatschappij het risico van schade over van jou. In ruil daarvoor betaal je premie.

- jij bent de verzekerde/verzekeringsnemer
- de verzekeringsmaatschappij de verzekeraar


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

polis= bewijs van verzekering. 
            Hier staan ook de voorwaarden in

Je krijgt alleen de schade vergoed bij een onzeker voorval 

Je weet dus niet zeker of en wanneer er iets gaat gebeuren.

risico= kans x schade

Slide 9 - Tekstslide

Noem een verzekering die bij jou thuis is afgesloten.

Slide 10 - Open vraag



Men kan zich bijna tegen alles verzekeren.

Sommige verzekeringen zijn verplicht en sommige zijn vrijwillig.


Slide 11 - Tekstslide

Verplichte verzekeringen:
Zorgverzekering (basis) , vanaf 18 jaar
W.A- motorvoertuigen


Vrijwillige verzekeringen:
fietsverzekering
telefoonverzekering
uitvaartverzekering
annuleringsverzekering

Slide 12 - Tekstslide

Keuze wel of niet verzekeren?

 

- kans dat het onzekere voorval gaat gebeuren
- de omvang van de verwachte schade

Slide 13 - Tekstslide

Maar ook: 

risicoavers: iemand die zo weinig mogelijk risico wil
                       lopen.

Hoe meer risicoavers iemand is, hoe meer verzekeringen hij zal nemen.

Slide 14 - Tekstslide

Eigen risico = je moet het eerste gedeelte van de
                           schade zelf betalen

voordeel verzekerde: minder premie betalen

voordeel verzekeringsmaatschappij:
de verzekerde gaat zich voorzichtiger gedragen.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

Vraag 1 t/m 5 
ELO --> verzekeringen -->
scans verzekeringen --> 
§4.1 deel 1
Gebruik de tag: §4.1 1 t/m 5


Slide 16 - Tekstslide

§4.1 Deel ll

Slide 17 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?

- huiswerk bespreken
- over de  AVP leren
- verzekeringskosten berekenen
- in groepen het huiswerk maken

      vraag 6 t/m 13 scans ELO

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden huiswerk:

1 Bijvoorbeeld:
- Autoverzekering, zorgverzekering, want die zijn verplicht.
- Inboedelverzekering, verzekering van het huis, zodat bij brand de schade aan je huis of de spullen in huis vergoed worden.
- Aansprakelijkheidsverzekering, voor het geval iemand schade veroorzaakt bij een an-der.

2 (a) verzekering, (b) verzekeringsmaatschappij (verzekeraar), (c) verzekerde, (d) premie, (e) polis, (f) polisvoorwaarden.

3 a Bijvoorbeeld:
- Nee, want je kunt zelf bepalen hoe hard je rijdt.
- Ja, want het is onzeker of je bij een snelheidscontrole ‘gepakt’ wordt.
b 30 = … % van 350
30 ÷ 350 x 100 = 8,6%

4 a Bij een eigen risico betaal je een deel van schade zelf, dus hoeft de verzekeraar minder uit te keren. Minder risico voor de verzekeraar betekent dat de premie lager kan zijn.
b klein
c groot

5 a Voor alleen diefstal (3 jaar) of voor diefstal en beschadiging (3 of 5 jaar)
b In regio 2. Dat zijn grote steden waar de kans op diefstal van je fiets het grootst is.























Slide 19 - Tekstslide

AVP= aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren

vergoedt (materiele / immateriële) schade die je niet opzettelijk aan een ander toebrengt

Deze verzekering geldt voor het hele gezin incl. huisdieren.

Materiele schade = de kosten van beschadiging(en) aan goederen

Immateriële schade= de kosten van pijn, verdriet, trauma, etc.

Vanaf je 16e ben jezelf aansprakelijk.


Slide 20 - Tekstslide

Hoe kunnen we de verzekeringskosten berekenen?

premie                         ----------------
poliskosten                 --------------- +
                                       ----------------
assurantiebelasting  ----------------+
verzekeringskosten   ----------------

Slide 21 - Tekstslide

Poliskosten = 
transactiekosten, de prijs die je bovenop de premie betaalt om een verzekering af te sluiten (eenmalig)

bv. opstellen en opsturen

Assurantiebelasting =
 belasting op verzekeringen. 
Het tarief is 21%. Wordt betaalt over premie en poliskosten

Slide 22 - Tekstslide

Hoe kunnen we de verzekeringskosten berekenen?

premie                         ----------------
poliskosten                 --------------- +
                                       ----------------
assurantiebelasting  ----------------+
verzekeringskosten   ----------------

Slide 23 - Tekstslide

De premie bedraagt €130. De poliskosten zijn €10. En de assurantiebelasting is 21 %.
Wat zijn de verzekeringskosten?

Slide 24 - Open vraag

Huiswerk

Vraag 6 t/m 12
ELO --> verzekeringen -->
scans verzekeringen --> 
§4.1 deel 1 + §4.1 deel 2
Gebruik de tag: §4.1 6 t/m 12


Slide 25 - Tekstslide