3F Stijl
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
"Hulpverleners kunnen hen/hun niet goed bereiken."
A
hen
B
hun
Slide 4 - Quizvraag
Ik vertelde hen/hun het nieuws.
A
hen
B
hun
Slide 5 - Quizvraag
Dat is zij/hun/hen tas.
A
zij
B
hun
C
hen
Slide 6 - Quizvraag
A
hen
B
hun
Slide 7 - Quizvraag
Hun antwoord is duidelijk voor hen.
Wat is 'hen':
Wat is 'hen':
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
die
wie
dat
wat
Is er iets ___ je wilt vragen?
Ken je ___ buurman wel?
Weet je ___ de langste nagels heeft?
Het olifantje ___ platvoeten heeft.
Het mooiste ___ ik ooit gezien heb, is de zee.
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Tekstslide
De kippen waren alle/allen ontsnapt.
A
alle
B
allen
Slide 12 - Quizvraag
Alle/allen liepen met een rollator.
A
alle
B
allen
Slide 13 - Quizvraag
Hij heeft alle/allen cola opgedronken.
A
alle
B
allen
Slide 14 - Quizvraag
Alle / allen pennen doen het nog
A
alle
B
allen
Slide 15 - Quizvraag
Enkele/Enkelen kozen voor kwarktaart.
A
Enkele
B
Enkelen
Slide 16 - Quizvraag
(Enkele/enkelen) van die slangen zijn levensgevaarlijk.
A
Enkele
B
Enkelen
Slide 17 - Quizvraag
In de uitverkoop waren maar enkele/enkelen niet verkocht.
A
enkele
B
enkelen
Slide 18 - Quizvraag
Zo goed zingen als Patricia kunnen maar enkele/enkelen.
A
enkele
B
enkelen
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
als
dan
Ik eet liever brood ___ chips
Dat is net zo lekker ___ patat
Mijn pc werkt hier prettiger ___ jouw Mac
Liever een Bijbel ___ een Donald Duck
