Klinisch redeneren 21B3F

Klinisch redeneren
21B3F
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren
21B3F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is klinisch redeneren?
A
Methode om informatie te ordenen
B
Methode om informatie te verzamelen voor verpleegplan.
C
Methode om gezondheidstoestand te observeren
D
Methode om zorg- situatie te analyseren en acties in te zetten

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef de stappen van klinisch redeneren?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van klinisch redeneren
A
onderbouwd tot een beslissing komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is
B
de zorgvrager observeren en uitslagen doorgeven aan de arts
C
de vitale functies van de zorgvrager controleren voor de juiste zorg
D
bij niet-pluis gevoel de arts raadplegen, zodat zorgvrager de juist zorg krijgt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar over redeneerhulpen?
A
Er is geen kennis voor nodig
B
Ze vervangen kennis en ervaring nooit
C
Alleen voor onervaren medewerkers
D
Zijn alleen voor artsen bedoeld

Slide 6 - Quizvraag

antwoord B
Welke redeneerhulpen ken je?

Slide 7 - Open vraag

SCEGS (somatisch, cognitief, emotioneel, gedragsmatig, sociaal)
MEWSS
VAS/NRS
SBAR
DOS
ABCDE
FAST (beroerte herkennen)
EMV (bewustzijn)
SIRS (shock herkennen)


Met welk instrument breng je een vitaal bedreigde zorgvrager in beeld?
A
ABCDE
B
SCEGS
C
MEWS
D
ICF

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waarvoor staat de afkorting EMV
A
Eye ,Movement, Verbaal
B
Eye opening, Motor response, Verbal response
C
Eurocard, Mastercard , Visacard
D
Erasmus, Medisch , Viraal

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Hoe hoger de score van EMV, hoe .... het bewustzijn
A
Beter
B
Slechter

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat beoordeel je met het redeneermiddel MEWS
A
om te bepalen of je arts moet waarschuwen als de waarden van de ademhaling, saturatie afwijken
B
om te bepalen of je arts moet waarschuwen; hoever de zorgvrager buiten bewustzijn is
C
om te bepalen of je arts moet waarschuwen als de waarden van de urineproductie afwijken
D
om te bepalen of je arts moet waarschuwen als de waarden van de vitale functies afwijken

Slide 11 - Quizvraag

MEWS: Modified Early Warning Score

antwoord: D
Het SCEGS-model is gericht op Somatiek, Cognitief, Emoties, Gedrag en Sociaal systeem. "
Bij welke letter past de vraag:
"Wat weet, denkt, fantaseert, waant de zorgvrager over de klachten en symptomen, de mogelijke oorzaak, de prognose en waarom?
A
S
B
C
C
E
D
G

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de ICF voor?
A
Internationale classificatie van functioneren, handicap en gezondheid
B
Internationale handicap en gezondheid
C
Nationale classificatie van functioneren
D
International Classification of Functioning, Disability and Health

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ICF-model kun je in het proces van klinisch redeneren inzetten om
A
Mogelijke problemen in kaart te brengen
B
Een risicoanalyse te maken
C
Om een sepsis vast te stellen

Slide 14 - Quizvraag

mogelijke problemen in kaart te brengen
Welke afkorting van onderstaande is een manier van communiceren?
A
USER
B
MEWS
C
EBP
D
SBAR(R)

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staan de letters van SBAR voor
A
situatie, behandeling, anatomie, respons
B
situatie, achtergrond, analyse, respons
C
situatie, bedreiging, analyse, respons
D
situatie, bedreiging, anatomie, reactie

Slide 16 - Quizvraag

situatie, behandeling, analyse, respons
antwoord B
Binnen de SBAR heeft de B betrekking op....
A
informatie over de cliënt en jezelf
B
Relevante voorgeschiedenis, behandeling en medicatie
C
Anamnese en aanvullende diagnostiek

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verpleegkundige vraagt de arts of ze alvast een katheter kan inbrengen. Bij welke fase hoort dit?
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

EBP handelen is nodig om
A
de beste zorg te geven
B
HBO verpleegkundige te worden
C
je te kunnen indekken
D
kritisch naar de zorg te blijven kijken

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

EBP staat voor:
A
evidence based praktijk
B
evidence bades practice
C
eerlijk beoordeleede praktijk

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke CanMEDS-rollen zet je in bij klinisch redeneren?

Slide 21 - Open vraag

Zorgverlener
Communicator
Samenwerkingspartner
reflectieve EBP professional
Organisator
Kwaliteitsbevorderaar
Wat je niet weet of kent zie je niet

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies