In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Programm
Rückblick
Lernziele
Aufgabe Einleitung
Schritt 1
Hören
Aussprache
Schritt 2
Lesen
Schreiben
Evaluation
Slide 1 - Tekstslide
Rückblick
Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?
Slide 2 - Tekstslide
Lernziele
Je kunt jezelf voorstellen en begrijpt het als anderen dit doen
Je kent de regels voor zelfstandig naamwoorden
Je leert nieuwe woorden die te maken hebben met jezelf voorstellen
Slide 3 - Tekstslide
Aufgabe 5 auf Seite 9
Lees eerst het stukje tekst van A
Lees het stukje tekst van B
Wat is de Berlijnse beer?
Wat is hij sinds 1280?
Wat is de functie in het boek?
Waar vind je deze beren?
Waar kun je de eerste beer vinden?
Wat is het Ampelmännchen?
Waar kon je deze vroeger vinden?
Is dat nu anders?
Wanneer zie je het mannetje in het boek?
Geher? Steher?
Slide 4 - Tekstslide
Schritt 1 ab Seite 12
Aufgabe 1: Hör dir den Text an, streiche durch
Aufgabe 2: Lies die Texte und schreib in die Tabelle
Aufgabe 3: Hör den Text an und kreuze an (R oder F)
Aufgabe 4: Das Alphabet
timer
3:00
Slide 5 - Tekstslide
Schritt 2 ab Seite 15
Wer bist du?
A1 Lesen: du kannst Texte über Personen lesen und du kannst Informationen über diese Personen verstehen
Lesen
Großschreibung
Slide 6 - Tekstslide
Großschreibung
Als je de Duitstalige teksten in je boek bekijkt is je vast al iets aparts opgevallen. Als je in het bijzonder kijkt naar de zinnen, dan is er iets vreemds aan de hand.
Er staan hoofdletters midden in de zin.
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer gebruikt je in het Nederlands een hoofdletter?
Slide 8 - Open vraag
Großschreibung
In het Nederlands:
aan het begin van de zin
bij namen van mensen
bij namen plaatsen
In het Duits:
aan het begin van de zin
bij namen van mensen
bij namen plaatsen
bij zelfstandig naamwoorden
Zelfstandig naamwoord kan je je altijd de/het/een of een bijvoeglijk naamwoord bij denken: de man, een aardige vrouw, het gehoorzame kind etc.
Slide 9 - Tekstslide
Aufgaben ab Seite 15
Aufgabe 1
Aufgabe 2
Aufgabe 3
Aufgabe 4
Stempeln, bitte
Schon fertig?: Aufgabe 3 von Schritt 3 auf Seite 20
timer
8:00
Slide 10 - Tekstslide
Wörter lernen
Ook bij Duits is het handig als je een grote woordenschat hebt.
Bekijk de woorden op blz. 16
Probeer in 1 minuut zoveel mogelijk woorden in je hoofd te krijgen.
Je logt daarna in op LessonUp en geeft antwoord.
Slide 11 - Tekstslide
Vertaal: die Adresse
Slide 12 - Open vraag
Vertaal: das Alter
Slide 13 - Open vraag
Vertaal: der Sohn
Slide 14 - Open vraag
die Postleitzahl =
A
de postbus
B
de brievenbus
C
het antwoordnummer
D
de postcode
Slide 15 - Quizvraag
die Familie =
A
de familie
B
de kennissen
C
het gezin
D
je huisgenoten
Slide 16 - Quizvraag
die Verwandten =
A
het gezin
B
de kennissen
C
de bekenden
D
de familie(leden)
Slide 17 - Quizvraag
der Urlaub =
A
de vakantie
B
moeilijk
C
de week
D
het geloof
Slide 18 - Quizvraag
1 Sohn. Wat is het meervoud? 2 ...
Slide 19 - Open vraag
Wat is ja in het Duits?
Slide 20 - Open vraag
Nächste Stunde
Leer de woordjes van Schritt 2
lees ze een paar keer door
je hoeft ze niet zo goed te leren als voor een toets!