- Je weet dat we werk ook wel een bestaansmiddel noemen.
- Je weet dat we al het werk verdelen in drie sectoren.
- Je kent de drie sectoren en kunt per sector een beroep noemen.
- Je weet dat Europa heel geschikt is voor landbouw.
- Je weet dat landbouw bestaat uit akkerbouw en veeteelt.
- Je kunt uitleggen of een stuk grond geschikt is voor akkerbouw of veeteelt.
- Je weet wat lossgrond is en waar je vindt in Duitsland en Frankrijk.
- Je kunt uitleggen wat tuinbouw is.
- Je weet wat industrie is en kunt voorbeelden noemen van producten die gemaakt worden in Duitsland en Frankrijk.
- Je weet wat het Ruhr-gebied is en waarom juist daar industrie is gevestigd.
- Je kunt uitleggen waarom er steeds minder werk is voor mensen in de eerste en tweede sector.
- Je kunt uitleggen wat mensen doen die werken in de derde sector.
- Je weet wat de belangrijkste centra voor de derde sector zijn in Duitsland en Frankrijk.
- Je kunt van Frankrijk en Duitsland twee belangrijke uitvoerproducten noemen.