Herhalingsvragen TV4

Herhalingsvragen TV4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsvragen TV4

Slide 1 - Tekstslide

4.1 - Welke uitspraken zijn onjuist?
A
Bij het ontstaan van de landbouw stedelijke samenleving was de verstedelijking een belangrijk verschijnsel
B
Boeren produceerden overschotten en verkochten deze op markten waar ze producten van ambachtslieden kochten
C
De bevolking groeide waardoor meer mensen van de stad naar het platteland trokken
D
Door de opkomst van de handel stopten de Vikingen omstreeks 1000 met hun plundertochten

Slide 2 - Quizvraag

4.1 - Welke uitspraken zijn juist?
A
In steden was welvaart en vrijheid: mensen konden er ontsnappen aan de verplichtingen van hun heer
B
In West- en MIdden-Europa groeiden oude stadjes, maar er ontstonden vooral veel nieuwe steden
C
Door de lakennijverheid was er veel verstedelijking in Noord-Italie
D
Door de lange afstandshandel was er veel verstedelijking in Vlaanden

Slide 3 - Quizvraag

4.1 - Welke uitspraak is onjuist?
A
Europeanen handelden met Arabieren in laken uit Vlaanderen en specerijen uit Azië
B
Op Europese markten was handel in lokale producten en producten uit andere gbebieden
C
De gouden florijn uit Vlaanderen werd in heel Europa gebruikt
D
Een nieuwe Italiaanse handelsmethode was de compagnie waarvan ondernemers samen eigenaar waren

Slide 4 - Quizvraag

4.1 - Welke uitspraak is onjuist?
A
In de agrarisch urbane samenleving werd steeds minder geld gebruikt
B
In Italië ontstonden banken die geld bewaarden en uitleenden tegen rente
C
Nieuwe betaalmethoden waren de wisselbrief en giro

Slide 5 - Quizvraag

4.2 Welke uitspraak is onjuist?
A
Door de privileges kregen stadsbewoners meer vrijheid
B
Door de stadsrechten werden steden zelfstandiger
C
Edelen en vorsten betaalden voor hun invloed in de steden
D
Edelen en vorsten werden afhankelijk van de steun van welvarende en machtige steden

Slide 6 - Quizvraag

4.2 Welke uitspraken zijn juist?
A
Alle burgers hadden macht in de stad
B
Alle stadsbewoners met een beroep konden lid worden van een gilde of een schutterij
C
De burgerij bestond uit een deel van de manlijke stadsbevolking
D
De raad van schepenen bestond meestal uit rijke kooplieden

Slide 7 - Quizvraag

4.2 Welke uitspraken zijn juist?
A
Toen de horigheid en het hofstelsel waren verdwenen gingen edelen onvrijheden vervangend oor geldbetalingen
B
Door de groeiende macht van de steden kreeg de lagere adel steeds meer macht
C
Door hun grotere vrijheid gingen boeren commercieel denken over hun productie
D
Het motto stadslucht maakt vrij bekent dat mensen in de stad de verplichtingen aan hun heer konden verliezen.

Slide 8 - Quizvraag

4.3 - Welke uitspraak is onjuist?
A
De Franse koning had in 1000 meer macht dan in 1500
B
De Franse koning bevorderde de staatsvorming door een centrale rechtbank in te stellen die zaken uit heel Frankrijk behandelde
C
De Franse koning centraliseerde zijn bestuur door vanuit zijn hoofdstad regels en wetten op te leggen die golden voor heel Franrijk
D
De toenemende kwaliteit van rechters en ambtenaren versterkte de centralisatie en staatsvorming

Slide 9 - Quizvraag

4.3 - Welke uitspraken zijn juist?
A
De centralisatie en staatsvorming vond in Duitsland plaats tussen 1000 en 1500
B
De Duitse koningen hadden weinig macht doordat ze werden gekozen door zeven keurvorsten
C
In de 13e eeuw werd de macht van de Engelse koningen vergroot door de Magna Carta
D
Vanaf de 11e eeuw gebruikten Engelse koningen het leenstelsel om hun macht te vergroten

Slide 10 - Quizvraag

4.3 - Welke uitspraken zijn juist?
A
Aan het eind van de 13e eeuw nam een Bourgondische vorst het bestuur van de Nederlanden over van een Habsburgerse vorst
B
Filips de Goede begon in de Nederlanden met centralisatie door de instelling van een centraal bestuur met een centraal gerechtshof
C
Filips de Goede riep de eerste Franse Staten Generaal in Brugge bijeen om met alle gewesten samen afspraken maken over de belastingen
D
Omstreeks 1430 kwamen de meeste Nederlanden onder één vorst: Filips de Goede, de hertog van Bourgondië

Slide 11 - Quizvraag

4.4 - Welke uitspraak in onjuist?
A
Bij de Investituurstrijd speelde de vraag wie het primaat had: keizers en koningen of de paus
B
De Duitse koning verloor de Investituurstrijd waardoor de staatsvorming in het Duitse rijk op gang kwam
C
De Investituurstrijd ging over de vraag wie bisschoppen mocht benoemen: alleen de paus of ook de koning
D
In de kerk ontstond in de 11e eeuw een hervormingsbeweging waarbij de pausen vonden dat ze machtiger waren dan de koningen

Slide 12 - Quizvraag

4.4 - Welke uitspraken zijn juist?
A
Franse koningen gebruikten de steun van de paus in de strijd tegen hun leenheren
B
Koning Filips de Schone vond dat hij de hoogste macht in de wereld moest hebben
C
Paus Bonifatius VIII vond dat de kerk belasting aan de staat moest betalen
D
Pogingen van pausen om de macht over Fransen koningen te krijgen mislukten

Slide 13 - Quizvraag

4.4 - Welke uitspraken zijn juist?
A
De inquisitie had onbeperkte macht om ketters en heksen te bestrijden
B
De inquistitie werd opgericht om afwijkingen van de kerkelijke regels te bestrijden
C
In de 11e eeuw kwamen bisschoppen tijdens concilies bijeen om onder leiding van de keizer regels op te stellen over het geloof
D
Onder leiding van de paus stelden bisschoppen in vanaf de 11e eeuw strengere regels vast over de christelijke geloften

Slide 14 - Quizvraag

4.5 - Welke uitspraak is onjuist?
A
De eerste kruistocht begon in 1099 met de verovering van Jeruzalem en de stichting van vier kruisvaardersstaten ten oosten van de MIddellandse Zee
B
De eerste kruistocht ontstond na een oproep van de paus in 1095
C
De kerk vertelde de kruisvaarders dat ze, als ze sneuvelden, direct in de hemel zouden komen
D
Tussen Saladins verovering van Jeruzalem en de val van Akko werden de kruisvaarders stop voor stap door de moslims uit het gebied verdreven

Slide 15 - Quizvraag

4.5 - Welke uitspraak is onjuist?
A
Als gevolg van de oproep van de paus deed de Byzantijnse keizer een verzoek om hulp tegen de Turken
B
De kruistochten waren onderdeel van een algemene exapansie van christelijk Europa
C
Door op te roepen tot de kruistochten presenteerde de paus zich als leider van de christelijke wereld
D
Kruisvaarders geloofden dat ze een heilige oorlog voerden waarmee ze hun ziel redden.

Slide 16 - Quizvraag