In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Basisstof 3
kringlopen
Slide 1 - Tekstslide
Welke bewering over de wintervacht van de bruine beer is juist?
A
de wintervacht is een aanpassing aan een abiotische factor
B
de wintervacht is een aanpassing aan een biotische factor
C
de wintervacht is géén aanpassing aan abiotisch of biotische factor
Slide 2 - Quizvraag
De poolvos komt voor in het gebied rond de Noordpool. Factoren die op dit dier invloed hebben, zijn sneeuw, voedsel en ziekteverwekkers.
Welke van deze factoren zijn abiotisch?
A
alleen sneeuw
B
alleen voedsel
C
alleen sneeuw en ziekteverwekkers
D
alleen ziekteverwekkers
Slide 3 - Quizvraag
0
Slide 4 - Video
a-biotische
factor
Biotische factor
Slide 5 - Sleepvraag
De konijnen op Texel en Vlieland behoren ....1...... tot dezelfde populatie, want ze kunnen zich ........2...... met elkaar voortplanten.
A
1= niet
2=niet
B
1=wel
2=wel
C
1=niet
2=wel
Slide 6 - Quizvraag
individu
populatie
ecosysteem
Slide 7 - Sleepvraag
0
Slide 8 - Video
Levende factoren
Niet levende factoren
Sleep de woorden naar de juiste plek
licht
gras
soortgenoten
regen
konijnen
schimmels
Temperatuur
wind
Slide 9 - Sleepvraag
Hoe heet de relatie tussen 1 organisme en zijn omgeving ?
A
Niveau op individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet een groep individuen van 1 soort ?
A
Niveau op individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 11 - Quizvraag
Hoe heet de relatie tussen populaties van verschillende soorten ?
A
Niveau op individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 12 - Quizvraag
Temperatuur
A
Biotische factor
B
Abiotische factor
Slide 13 - Quizvraag
Waterplanten
A
Biotische factor
B
Abiotische factor
Slide 14 - Quizvraag
Soortgenoten
A
Biotische factor
B
Abiotische factor
Slide 15 - Quizvraag
Wind
A
Biotische factor
B
Abiotische factor
Slide 16 - Quizvraag
Een voedselketen: Paardebloem-> sprinkhaan->kikker De kikker is een:
A
procucent
B
consument van de 1e orde
C
consument van de 2e orde
D
reducent
Slide 17 - Quizvraag
Welke organismen vormen altijd de eerste schakel van een voedselketen?
A
Alleseters
B
Organismen met bladgroen
C
Planteneters
D
Vleeseters
Slide 18 - Quizvraag
Hoe worden de planteneters in een voedselketen ook wel genoemd?
A
consumenten van de eerste orde
B
consumenten van de tweede orde
C
producenten
D
reducenten
Slide 19 - Quizvraag
Hoe worden de organismen met bladgroen in een voedselweb genoemd?
A
consumenten
B
reducenten
C
producenten
Slide 20 - Quizvraag
Bacteriën zijn:....
A
reducenten
B
afvaleters
Slide 21 - Quizvraag
Als een organisme geen ander organisme nodig heeft als voedsel noemen we dit:
A
een consument
B
een reducent
C
autotroof
D
heterotroof
Slide 22 - Quizvraag
Duizendpoten zijn:........
A
reducenten
B
afvaleters
Slide 23 - Quizvraag
Plantaardig plankton bestaat uit
A
producenten
B
consumenten
Slide 24 - Quizvraag
Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
muis->slang-> uil
C
gras->konijn-> havik-> vos
D
uil->slang->muis->gras
Slide 25 - Quizvraag
Wat kun je niet composteren?
A
Banaan
B
Plakje Gelderse worst
C
Bloemen
D
Allen zijn te composteren
Slide 26 - Quizvraag
Het afbreken van gft-afval door bacteriën en schimmels noemen we?
A
Fermenteren
B
Recycling
C
Composteren
D
Vies
Slide 27 - Quizvraag
Doel van de les
Een voedselketen kunnen opstellen
Een voedselweb kunnen opstellen
Weten wat een producent, consument en een reducent is.
kringloop van stoffen kunnen beschrijven
Slide 28 - Tekstslide
Voedselrelaties
In de natuur hebben diverse organismen een relatie met elkaar. Eén daarvan is die van het eten en het gegeten worden.
Op de volgende slide staat een link naar een slideshow waarin dit wordt uitgelegd.
Slide 29 - Tekstslide
https:
Slide 30 - Link
Voedselketen
De eerste schakel in een voedselketen is meestal een plantensoort.
Een plant maakt zelf voeding. Een dier kan dit niet!
Slide 31 - Tekstslide
Voedselweb
Verschillende voedselketens hebben linken aan elkaar. De ene plant wordt door meerdere dieren gegeten maar die dieren worden weer niet door dezelfde dieren gegeten. Kijk maar eens naar het plaatje. Zie je de verschillende ketens?
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Producenten, consumenten, reducenten
producent
consument
(planteneter)
reducenten (bodemdiertjes, eten de resten van dood materiaal)
consument
(vleeseter)
Slide 34 - Tekstslide
Consumenten
Consument van de 1e orde
consument van de 2e orde
producent
Consumenten:
De sla maakt voedingsstoffen voor het konijn. Sla produceert.
Het konijn eet de sla, 1e die het op eet, consumeert.
De wolf eet het konijn, de 2e die het op eet, consumeert.