Aantekeningen Franse Revolutie M2

Paragraaf 1.2 De vorst aan de macht
(leerjaar 2 van www.tijdvoorgeschiedenis.nl)
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1.2 De vorst aan de macht
(leerjaar 2 van www.tijdvoorgeschiedenis.nl)

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van pruiken en revoluties....?
  • De oude machthebbers waren de koningen en de edelen
  • Zij droegen pruiken
  • De 'pruiken' raakten hun macht kwijt door een revolutie





Slide 2 - Tekstslide


Het oude bestuur in Frankrijk

(ancien regime)

  • De koning bepaalt alles zelf en deelt zijn macht niet. Dit noem je absolutisme
  • Lodewijk XIV (de 14e) was een Franse koning met absolute macht.

  • Zo durfde niemand tegen de koning in te gaan...
  • De standenvergadering had niks te zeggen...

Slide 3 - Tekstslide


Standenmaatschappij

  • Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'
geestelijke, edelen en gewone boeren en burgers
  • Deze 3 standen kwamen samen in de standenvergadering
  • De Franse koning luisterde nooit naar deze vergadering...

Slide 4 - Tekstslide

Franse standenmaatschappij:

Eerste stand: Geestelijkheid
Tweede stand: Adel
Derde stand: Boeren & Burgers


Wat is hier niet eerlijk aan?

Slide 5 - Tekstslide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. 

  • Rijk en weinig belasting betalen

  • Omdat iedereen in Frankrijk in God geloofde, waren de geestelijken enorm belangrijk!

Slide 6 - Tekstslide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. 

  • Rijk en weinig belasting

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 7 - Tekstslide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 De vorst aan de macht
(leerjaar 2 van www.tijdvoorgeschiedenis.nl)

Slide 9 - Tekstslide


De Verlichting
vanaf ±1700



  • Een periode waarin mensen steeds meer uit gaan van het gezond verstand (ratio) door zelf logisch na te denken over de samenleving/maatschappij. 

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de Kerk en de adel.

Slide 10 - Tekstslide

De Verlichting


Veel ideeën van de Verlichting gingen over de samenleving en de mensen daarin. Een aantal belangrijke ideeën waren:

 

  • Mensen moesten zelf nadenken.
  • Alle mensen moesten gelijk zijn.
  • Alle mensen hadden recht op vrijheid, recht op vrije meningsuiting en recht op hun eigen geloof.

Slide 11 - Tekstslide

John Locke
  • Belangrijke denker uit de Verlichting

  • Iedereen wordt gelijk geboren.

  • De koning moet rekening houden met de belangen van het volk.

  • Als een koning slecht regeert, mag het volk hem afzetten. 

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 1.3 De Franse Revolutie
(leerjaar 2 van www.tijdvoorgeschiedenis.nl)

Slide 13 - Tekstslide

Boze burgers in Frankrijk





  • Lodewijk XVI (16e) had geen geld meer...
  • Dat kwam door het luxe leven van hem en zijn vrouw Marie-Antoinette en door de vele oorlogen die hij voerde
  • Vandaag leren we hoe Lodewijk zijn geldproblemen probeerde op te lossen... (en welke gevolgen dat had)



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


Hoe bereik je het volk?




  • Niet iedereen kon lezen, zeker niet in de 3e stand. 
  • Maar spotprenten? Die begreep iedereen!

  • Deze spotprenten werden gemaakt door de bourgeoisie (rijke burgers).
Geestelijkheid
De 1e stand
Adel
De 2e stand
De 3e stand
Alle mensen die niet bij de 1e of 2e stand horen.

Slide 16 - Tekstslide

Voor de Franse Revolutie
Na de Franse Revolutie
3de stand (boeren en burgers)
1ste stand (geestelijkheid, te herkennen aan de bijbel aan de hand)
2de stand (adel)
1ste en 2de stand
3de stand

Slide 17 - Tekstslide


Misoogst
1788



  • Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.

  • Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.

Slide 18 - Tekstslide

Frankrijk gaat failliet
mei 1789

  • Feesten, paleizen, bestuur en oorlogen kosten heel veel geld, maar het geld is op. 
  • Koning Lodewijk XVI wil graag meer geld hebben, en roept daarom (voor het eerst in 175 jaar) de standenvergadering bij elkaar. 
  • De 3 standen komen bijeen in Versailles en luisteren naar het voorstel van de koning...

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Koning Lodewijk XVI zegt:
“Er moet meer belasting betaald worden om Frankrijk te redden van de ondergang. Ik vraag de 1ste en 2de stand om ook een beetje belasting te betalen.”

De 1ste en 2de stand reageren:
“Nee, dat doen wij niet. Wij hebben nog nooit belasting betaald.
Laat de 3e stand maar meer betalen.”

Reactie van de 3e stand
'Belachelijk, wij gaan onze eigen Nationale Vergadering beginnen!'

Slide 21 - Tekstslide

Eed op de kaatsbaan
“Wij gaan niet uit elkaar voordat Frankrijk een grondwet heeft. Ook aan alle privileges moet een einde komen. Weg met de standenmaatschappij! Wij willen vrijheid en gelijke rechten voor iedereen!”

Slide 22 - Tekstslide

De Franse Revolutie gaat beginnen...
14 juli 1789



  • De koning stuurt het leger naar Parijs
  • De burgers zijn woedend...
  • Ze bestormen de gevangenis in Parijs: de Bastille
=> 14 juli is trouwens nog steeds een nationale feestdag in Frankrijk


Slide 23 - Tekstslide

De Franse Revolutie
Paragraaf 1.3
M2A

Slide 24 - Tekstslide

Vorige les:

  • Frankrijk is failliet (heeft geen geld meer)
  • Om meer geld binnen te krijgen, roept Lodewijk XVI de standenvergadering bijeen
  • Tijdens deze vergadering vraagt de koning of de 3e stand meer belasting kan betalen... 
  • De 3e stand verlaat woest het paleis in Versailles en richt een eigen vergadering op: de Nationale Vergadering
  • De leden van deze vergadering beloven niet uit elkaar te gaan tot iedereen gelijk is
  • Als de leden van de Nationale Vergadering worden opgepakt en opgesloten, bestormen boze burgers de Bastille gevangenis in Parijs
  • Deze gebeurtenis, op 14 juli 1789, is het startschot van de Franse Revolutie

Slide 25 - Tekstslide

Vrijheid en gelijkheid
  • Overal in Frankrijk brak de revolutie uit
  • De burgers schaften de standenmaatschappij af:    iedereen was gelijk
  • Er kwam een grondwet: iedereen was vrij en gelijk
=> De macht kwam in handen van de burgers
=> Dit is een grote verandering voor iedereen: een revolutie
=> De Franse Revolutie = democratische revolutie

Slide 26 - Tekstslide

De koning onthoofd
De revolutie maakte van Frankrijk een ander land:

  • Er was een grondwet
  • Geen standensamenleving meer
  • De koning moest zich ook aan de grondwet houden

Lodewijk probeert de macht terug te grijpen, maar wordt opgepakt door de leiders van de Franse Revolutie:
  • Januari 1793: Koning Lodewijk XVI wordt onthoofd door de guillotine


De Franse koning Lodewijk XVI (16e) werd op 21 januari 1793 onthoofd door de guillotine, een valbijl die een symbool werd van de Franse Revolutie

Slide 27 - Tekstslide

De Terreur
Na Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie-Antoinette kwam er veel meer onrust in Frankrijk: heel veel mensen werden vanwege hun ideeën onder de guillotine gelegd. Deze onrustige periode werd de Terreur genoemd.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Paragraaf 1.4
Napoleon en de revolutie

Slide 30 - Tekstslide

Negatieve gevolgen


  • Napoleon was, net als de koning een alleenheerser 
  • Hij bepaalde dus alles helemaal zelf

Slide 31 - Tekstslide

Positieve gevolgen
Code Napoleon:
  • Wetboek van Napoleon
  • Alle mensen gelijk behandelen
  • Iedereen heeft recht op een eerlijke rechtspraak
  • Dienstplicht

Slide 32 - Tekstslide

Aantekening over 1.4 Napoleon


  • De Franse Revolutie eindigde in een chaos... er was geen duidelijk bestuur en Frankrijk werd van alle kanten aangevallen.
  • Daarom greep in 1799 generaal Napoleon Bonaparte de macht
  • Hij kroonde zichzelf tot keizer -> hij was een alleenheerser, net als de koning dat was
  • Napoleon was 'een kind van de revolutie': er kwam een einde aan de standensamenleving, de grondwet bleef en iedereen was gelijk.
  • In zijn wetboek (Code Napoleon) schreef hij deze ideeën op


Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Paragraaf 1.4
Napoleon en de revolutie

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Aantekening 1.4 Napoleon


  • Napoleon veroverde een groot deel van Europa
  • Zo werden de ideeën van de Franse Revolutie door heel Europa verspreid
  • Ook Nederland werd veroverd, dankzij Napoleon hebben we allemaal een achternaam en meten we met meters en wegen we met kilo's
  • Het enige land dat Napoleon niet wist te veroveren was Rusland (1812)
  • De tactiek van de verschroeide aarde zorgde voor een nederlaag voor Napoleon
  • Napoleon werd teruggedrongen... maar gaf niet op!
  • In 1815 werd Napoleon definitief verslagen in de Slag bij Waterloo (België)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video