3. Modalverben sollen, wollen, mögen en möchten

Modalverben
sollen, wollen, mögen en möchten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Modalverben
sollen, wollen, mögen en möchten

Slide 1 - Tekstslide

Wir ..... so aussehen wie sie.
A
willen
B
wollen

Slide 2 - Quizvraag

Jan .... Fußballer werden
A
willt
B
wollt
C
will
D
woll

Slide 3 - Quizvraag

Was .... du haben Eis oder Pommes?
A
magst
B
mag
C
möchtst
D
möchtest

Slide 4 - Quizvraag

Ihr .... beim Direktor kommen!
A
müsst
B
sollt

Slide 5 - Quizvraag

.... (willen, wens) ihr dieses Jahr in Urlaub fahren (op vakantie gaan)?
Vertalen en in juiste vorm

Slide 6 - Open vraag

Ich ..... (willen) ein Eis.
vertalen en in juiste vorm

Slide 7 - Open vraag

Du .... (mogen) das Mädchen gern?
vertalen en in juiste vorm

Slide 8 - Open vraag

Ich ... (graag willen, wens) eine Kette zum Geburtstag.

vertalen en in juiste vorm

Slide 9 - Open vraag

Mutter sagt, dass ich meine Zähne (tanden) putzen .... (moeten)
Vertalen en in juiste vorm.

Slide 10 - Open vraag

Was .... wir heute essen? Pommes oder Hamburger?
A
müssen
B
sollen

Slide 11 - Quizvraag

Was .... du trinken? Tee oder Kaffee?
A
wollst
B
willst

Slide 12 - Quizvraag

Ich .... noch lernen für die Test.
A
müss
B
muss
C
solle
D
soll

Slide 13 - Quizvraag

Meine Freundinnen ... (lusten) kein Schnitzel
A
mögen
B
möchten
C
wollen

Slide 14 - Quizvraag