In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Indeling constante kosten/ variabele kosten
Indeling directe kosten/ indirecte kosten
Welkom
Ga rustig zitten
Start laptop vast
Slide 1 - Tekstslide
Agenda
Wat hebben we gehad?
Lesdoel
Constante kosten/ variabele kosten
Directe/ indirecte kosten
Opgaven maken
Nakijken
Wat hebben we geleerd?
Slide 2 - Tekstslide
Tot welke kostensoort behoren de afschrijvingskosten van de koelingen in een supermarkt?
A
kosten van diensten van derden
B
kosten van vermogen
C
kosten van duurzame bedrijfsmiddelen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de omzetsnelheid?
A
Het aantal keren dat de voorraad wordt verkocht in een periode
B
Het aantal keren dat de gemiddelde voorraad wordt verkocht in een periode.
C
Het aantal dagen voordat het artikel is verkocht.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de omzetduur?
A
Hoelang het duur om de hele voorraad te verkopen
B
Hoelang het duurt om de halve voorraad te verkopen
C
Hoelang het duurt om de gemiddelde voorraad te verkopen
D
Hoelang het duurt om de bedorven voorraad te verkopen
Slide 5 - Quizvraag
Lesdoel
Na vandaag weet weet ik het verschil tussen constante en variabele kosten en tussen directe en indirecte kosten.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Constante en variabele kosten
constante kosten:
- vast voor bepaalde periode
- veranderen niet met hoeveelheid verkochte producten.
VB. Huur, motorrijtuigenbelasting auto, afschrijvingskosten.
Variabele kosten:
- veranderen met de hoeveelheid verkochte producten
VB. inkoopkosten, verzendkosten, verpakkingsmateriaal, grondstoffen.
Slide 8 - Tekstslide
exploitatiekosten: rubriek 4
Slide 9 - Tekstslide
Kostensoorten
kijk naar de reden waarom je de kosten maakt.
Bijvoorbeeld reclamekosten, inkoopkosten.
Waarom indelen in soorten kosten?
Overzichtelijk kosten vergelijken.
Slide 10 - Tekstslide
Verschil kosten en uitgaven
In het dagelijks leven worden de twee termen veel door elkaar gebruikt. In de economie heeft het een andere betekenis!!
Bedrijfskosten -> laat de waarde van jouw bedrijf dalen.
Uitgaven -> vermindert het geld in je portemonnee.
BTW betalingen zijn geen kosten!!!!
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld
variabele kosten bij afzet
van 0 = € 0
constante kosten zijn
€ 100.000.
Slide 12 - Tekstslide
Maken opgaven
Maken opgaven 4,5 6
10 minuten.
Klaar? dan lezen 4.3/ samenvatting maken 4.2
Da 10 minuten samen nakijken.
timer
10:00
Slide 13 - Tekstslide
Directe en indirecte kosten
Karakter van de kosten.
Wel of niet direct verband met product/ afdeling
Directe kosten: direct verband ( materiaalkosten, soms loonkosten)
Indirecte kosten : geen direct verband ( autokosten, verzekering, huur, energie, overhead )
Slide 14 - Tekstslide
vb supermarkt met bakkerij
Slide 15 - Tekstslide
Kosten toerekenen
Kostprijs bepalen
Kosten toerekenen aan product/ afdeling
2 methoden:
Primitieve opslagmethode
Verfijnde opslagmethode
Slide 16 - Tekstslide
Maken opgaven
Maken opgaven 7,8,9,10
10 minuten.
Klaar? dan lezen 4.4/ samenvatting maken 4.3
Da 10 minuten samen nakijken.
timer
10:00
Slide 17 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van variabele kosten?
A
telefoonabbonnement
B
grondstoffen
C
rentekosten
Slide 18 - Quizvraag
De variabele kosten zijn .... afhankelijke van de productie / omzet ?
A
Niet
B
Gedeeltelijk
C
Soms
D
Wel
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van constante kosten?
A
benzine
B
onderhoud
C
afschrijving
Slide 20 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van directe kosten?
A
Opleidingskosten
B
Verpakkingskosten
C
Grondstofkosten
D
Huurkosten
Slide 21 - Quizvraag
Nassira heeft een kledingzaak. Als ze een week niets verkoopt heeft ze voor € 2000 aan kosten. In de 2 week van januari had ze € 5000 aan kosten. De variabele kosten zijn:
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.