Lesdoel: aan het eind van deze les kan ik punten en komma's op de juiste plek plaatsen in een zin. De zinnen die ik schrijf zijn prettig om te lezen, niet te lang en niet te kort.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom! Fijn dat je er bent.
Lesdoel: aan het eind van deze les kan ik punten en komma's op de juiste plek plaatsen in een zin. De zinnen die ik schrijf zijn prettig om te lezen, niet te lang en niet te kort.
Slide 1 - Tekstslide
Activeren voorkennis
Slide 2 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met interpunctie? Hoeveel woorden zitten er gemiddeld in een zin?
Slide 3 - Open vraag
Begin de zin met een........
Zinnen begin je met een hoofdletter en eindig je met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.
Als je in een tekst het begin- en eindpunt van zinnen niet aangeeft, is je tekst moeilijk leesbaar.
Slide 4 - Tekstslide
Net even anders....
Als een zin begint met een getal, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
67 personen werden geëvacueerd.
2,25% rente is niet spectaculair.
06-nummers worden steeds sneller hergebruikt.
@-tekens gebruik je in mailadressen, Twitteraccounts, enz.
Slide 5 - Tekstslide
Net even anders...
Als een zin begint met een apostrof, zoals bij ’s avonds’, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord in de zin.
’s Avonds koelt het langzaam af.
’s Morgens ben ik op mijn best.
’s Ochtends is het nog fris.
’t Is ook altijd wat met jou.
’k Weet niet wat ik zeggen moet.
Slide 6 - Tekstslide
Leestekens !?()
Leestekens zijn bedoeld om aan te geven hoe een zin in je hoofd moet klinken, waar je stem omhoog moet en waar een rust moet vallen.
Als je de komma's, punten, vraagtekens, uitroeptekens en hoofdletters weglaat, is een tekst vaak veel moeilijker te lezen.
Slide 7 - Tekstslide
Een voorbeeld zonder leestekens
hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed
Slide 8 - Tekstslide
Nu met leestekens
Hallo! Hoe gaat het met jou?
Goed, en met jou?
Met mij gaat het ook goed. Op welke dag zullen we afspreken? Of hebben we al een afspraak?
Nee, ik geloof het niet. Is maandag goed?
Maandag is goed.
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer gebruik je een vraagteken?
Een uitroepteken gebruik je bijvoorbeeld na een uitroep of oproep.
Houd op met dat geschreeuw!
Goed gedaan!
Gebruik niet te veel vraagtekens en uitroeptekens in een tekst, want dan komt je tekst niet meer serieus over.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Een komma,
Als je komma’s gebruikt, kan de lezer de tekst makkelijker lezen. Komma’s zet je op plekken waar je een leespauze houdt.
Er is een aantal gevallen waarin je vaak een leespauze houdt en dus een komma gebruikt:
tussen twee bijvoeglijke naamwoorden;
tussen twee persoonsvormen;
voor voegwoorden.
Slide 12 - Tekstslide
Tussen bijvoeglijke naamwoorden
Slide 13 - Tekstslide
Tussen 2 persoonsvormen
Slide 14 - Tekstslide
Een komma voor een voegwoord
In deze zin gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in deze zin.
Andere voegwoorden waar je een komma voor zet zijn:
Hoe lang zijn je zinnen dan ongeveer? Nou, je zult zinnen hebben van 10 woorden, 15 woorden. Laten we zeggen: maximaal 20 woorden. En dat is best lang hoor!
Slide 17 - Tekstslide
Te lange zin :-(
Slide 18 - Tekstslide
Dit is beter :-)
Slide 19 - Tekstslide
Tips
1. Beperk je tot 1 boodschap per zin. Na die boodschap zet je een punt.
2. Als je voelt dat er een automatische adempauze is op het moment dat jij de zin uitspreekt, kun je daar ook een punt zetten. De zin daarna verbouw je dan een klein beetje en je hebt twee prachtige losse zinnen.