Ontdek de verschillende woordsoorten!

Ontdek de verschillende woordsoorten!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ontdek de verschillende woordsoorten!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de volgende woordsoorten in een zin benoemen: werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel en lidwoord. Daarnaast ken je de theorie achter deze woordsoorten.

Slide 2 - Tekstslide

Verduidelijk het leerdoel van de les aan de leerlingen en geef aan wat ze aan het einde van de les moeten kunnen.
Wat weet je al over de verschillende woordsoorten in een zin?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn woordsoorten?
Woordsoorten zijn verschillende categorieën waarin woorden kunnen worden ingedeeld op basis van hun functie in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Geef een korte uitleg over wat woordsoorten zijn en waarom het belangrijk is om ze te kennen.
Werkwoorden
Werkwoorden zijn woorden die een handeling of een staat uitdrukken, bijvoorbeeld rennen, slapen, zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat werkwoorden zijn en geef enkele voorbeelden. Vraag de leerlingen om ook voorbeelden van werkwoorden te noemen.
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een persoon, dier, plaats of ding aanduiden, bijvoorbeeld huis, kat, Amsterdam.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat zelfstandige naamwoorden zijn en geef enkele voorbeelden. Vraag de leerlingen om ook voorbeelden van zelfstandige naamwoorden te noemen.
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord beschrijven, bijvoorbeeld groot, rood, slim.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en geef enkele voorbeelden. Vraag de leerlingen om ook voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden te noemen.
Voorzetsels
Voorzetsels zijn woorden die een plaats, tijd, oorzaak of doel aangeven, bijvoorbeeld in, op, tijdens, door.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit wat voorzetsels zijn en geef enkele voorbeelden. Vraag de leerlingen om ook voorbeelden van voorzetsels te noemen.
Lidwoorden
Lidwoorden zijn woorden die worden gebruikt om een zelfstandig naamwoord aan te duiden als iets algemeens (de, het) of iets specifieks (een).

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat lidwoorden zijn en geef enkele voorbeelden. Vraag de leerlingen om ook voorbeelden van lidwoorden te noemen.
Theorie achter woordsoorten
Het kennen van de theorie achter woordsoorten helpt bij het begrijpen van de functie en betekenis van woorden in een zin.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om de theorie achter woordsoorten te kennen en hoe dit kan helpen bij het begrijpen van zinnen.
Oefenen: Werkwoorden
Geef aan of het woord een werkwoord is of niet: rennen, boek, spelen, lopen.

Slide 11 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de woorden beoordelen als werkwoord of niet. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Oefenen: Zelfstandige naamwoorden
Geef aan of het woord een zelfstandig naamwoord is of niet: pen, snel, fietsen, stoel.

Slide 12 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de woorden beoordelen als zelfstandig naamwoord of niet. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Oefenen: Bijvoeglijke naamwoorden
Geef aan of het woord een bijvoeglijk naamwoord is of niet: mooi, springen, grote, huis.

Slide 13 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de woorden beoordelen als bijvoeglijk naamwoord of niet. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Oefenen: Voorzetsels
Geef aan of het woord een voorzetsel is of niet: op, boek, tijdens, spelen.

Slide 14 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de woorden beoordelen als voorzetsel of niet. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Oefenen: Lidwoorden
Geef aan of het woord een lidwoord is of niet: een, tafel, de, huis.

Slide 15 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de woorden beoordelen als lidwoord of niet. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Samenvatting
Je hebt nu geleerd welke woordsoorten er zijn en hoe je ze kunt herkennen in een zin. Blijf oefenen om je kennis verder te ontwikkelen!

Slide 16 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en moedig de leerlingen aan om verder te oefenen.
Vragen?
Zijn er nog vragen over de verschillende woordsoorten?

Slide 17 - Tekstslide

Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord ze zo goed mogelijk.
Evaluatie
Beantwoord de volgende vragen om te laten zien wat je hebt geleerd: 1. Wat is een werkwoord? 2. Wat is een zelfstandig naamwoord? 3. Wat is een bijvoeglijk naamwoord? 4. Wat is een voorzetsel? 5. Wat is een lidwoord?

Slide 18 - Tekstslide

Geef de leerlingen de gelegenheid om individueel de vragen te beantwoorden. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Afsluiting
Goed gedaan! Je hebt nu geleerd hoe je verschillende woordsoorten in een zin kunt benoemen en de theorie erachter kunt begrijpen. Blijf oefenen en je zult steeds beter worden!

Slide 19 - Tekstslide

Sluit de les positief af en bedank de leerlingen voor hun inzet. Moedig ze aan om verder te oefenen en hun kennis te blijven vergroten.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.