Kies een van de volgende personages uit. Deze laat je aan het woord over hoe zijn of haar dag in de middeleeuwen eruit ziet. Wat zijn of haar bezigheden zijn op een dag en wat voor problemen deze persoon kan ervaren. Geef daarbij ook een duidelijke beschrijving van wie de persoon is.
Een arme boer, een koning/keizer, een monnik, iemand die lid is van een gilde, een ridder.