Wat: Persoonsvorm verleden tijd (pv vt) van zwakke werkwoorden, paragraaf 10, blz. 236/237, maak de opdrachten 3 t/m 7.
Hoe: je werkt de eerste 10 minuten in stilte voor jezelf, daarna mag je fluisterend overleggen. Gebruik het werkwoordschema op blz. 267/268.
Hulp nodig: steek je vinger op, dan help ik je.
Klaar: steek je vinger op, vraag het antwoordboekje en controleer én verbeter je antwoorden.